Hosea, een man die de woorden Gods spreekt, moest een hoer als vrouw nemen. God wilde hiermee aanschouwelijk onderwijs geven. Net zoals Hosea getrouwd was met een hoer, zo was de Here ook getrouwd met een hoer: Israël. De kinderen die Hosea en Gomer kregen, werden door God van een naam voorzien. Met die naam wilde God ook iets duidelijk maken aan het volk Israël. De eerste zoon kreeg de naam Jizreël. Dat betekent: Verbreking. Want God gaat een einde maken aan het koninkrijk van het huis Israëls.
5. "Te dien dage zal het geschieden, dat Ik Israëls boog verbreken zal In het dal van Jizreël."
God neemt afstand van Israël en brengt dat tot uiting in de naam van het tweede kind van Hosea en Gomer: Lo-Ruchama. Dat betekent: Ik zal Mij niet ontfermen.
6. "Noem haar: Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer over het huis Israëls ontfermen, dat Ik hun iets vergeven zou. 7. Doch over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen."
Dit sluit helemaal aan bij Jeremia 2 en 3.
Het derde kind was een zoon. Die kreeg de naam: Lo-Ammi. Dat is: Niet mijn volk.
9. "want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn."
God zou God niet zijn als na deze harde woorden er niet een uitzicht werd geboden op een heilrijke toekomst:
10. "Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet - zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God."
Hoofdstuk 2 laat zien hoe de vrouw, die overspel pleegde, zelfs niet door had, dat zij verzorgd werd door haar eerste man. Maar de Here zal daar een einde aan maken zegt Hij. Al haar hoogtijdagen zal Hij doen ophouden, haar wijnstok en haar vijgeboom zal Hij verwoesten...
12. "Zo zal Ik over haar bezoeken de dagen, waarop zij voor de Baals het offer ontstak, zich tooide met ring en halssierraad en achter haar minnaars aanging, maar Mij vergat, luidt het woord des Heren, 13. Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn en spreken tot haar hart.... 15. En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer mijn Baal. 16. Ja, Ik zal de namen der Baals verwijderen uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden. 17. Te dien dage zal Ik voor hen een verbond sluiten met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken en hen veilig doen wonen."
Wanneer is dat, dat het volk Israël de Here 'mijn man' zal noemen?
Dat is "Te dien dage" dat de Here een verbond zal sluiten met het gedierte. Dan zal Hij ook een einde maken aan oorlog en hen veilig doen wonen.
In Micha 4:1-5 en in Jesaja 2:1-5 wordt over diezelfde dingen gesproken. Wat daar beschreven staat zal werkelijkheid zijn in het duizendjarig rijk. Als Jezus is teruggekomen naar de aarde en zijn troon stelt in Jeruzalem zal Hij heel Israël, het overblijfsel, rondom zich hebben in het land Israël.
Hosea gaat verder:
18:"Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig, Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierendheid en ontferming, Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw, en gij zult de Here kennen."
'Kennen'= gemeenschap hebben, (vgl. Genesis 4:1 St.vert.)
Wat valt hier verder nog aan uit te leggen? Deze tekst is wel heel duidelijk.
In hoofdstuk 3 laat de Here nog eens zien, dat Israël wel denkt zomaar van de Heer te kunnen weglopen en haar minnaars achterna te gaan, net zoals Gomer deed, maar dat Hij een prijs betaald heeft om Israël toch aan zich te binden. De eerste keer had Hosea niets betaald voor Gomer, maar hier, in hoofdstuk 3, heeft hij haar gekocht en zegt tot haar:
3."Vele dagen zult gij blijven zitten, gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren, en ook ik zal tot u niet komen. 4.Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. 5.Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil - in de dagen der toekomst."
Deze, nog steeds in werking zijnde profetie, zal zijn vervulling krijgen als de Here terugkomt. Om hier meer inzicht in te krijgen is het goed Ezechiël 37 te lezen.
Tot slot van de teksten uit het OT, die gaan over ons onderwerp lezen we Jesaja 62. Lees eerst het hele hoofdstuk in je bijbel, dan gaan we daarna verder met de behandeling ervan.
1."Om Slons wil zal Ik niet zwijgen en om Jeruzalems wil zal Ik niet rusten, totdat zijn heil opgaat als een lichtglans en zijn verlossing als een brandende fakkel. 2. Volken zullen uw heil zien, alle koningen uw heerlijkheid en men zal u noemen met een nieuwe naam, die de mond des Heren zal bepalen; 3. gij zult een sierlijke kroon in de hand des Heren zijn, een koninklijke tulband in de hand van uw God,"
Wat een geweldige dingen heeft de Here voor met Jeruzalem. Het einde van Jeruzalems lijden is nabij, het zal niet lang meer duren voordat de Here Jeruzalem en zijn volk weer zal verhogen en zij een sierlijke kroon in de hand des Heren zullen zijn.
4. "Men zal u niet meer noemen: Verlatene, en men zal uw land niet meer noemen: Woestenij, maar gij zult genoemd worden: Mijn Welgevallen, en uw land: Gehuwde. Want de Here heeft een welgevallen aan u, en uw land wordt ten huwelijk genomen."
Het lijkt vreemd, dat hier staat, dat het land ten huwelijk wordt genomen, maar laten we Jeremia 2 er nog eens op naslaan.
"Ik bracht u toch in een vruchtbaar land om de vrucht en het goede daarvan te eten; doch toen gij daar waart gekomen, hebt gij Mijn land verontreinigd en Mijn erfdeel tot een gruwel gemaakt."
Het land waar de Israëlieten woonden was en is het land van God. Overigens is het goed daar eens aan te denken bij al onze kritiek op Israël. En uit Hosea 1:2 blijkt dat het gaat om het volk dat daar woont. De Israëlieten wonen op het land van de Here en als zij zich in schandelijke ontucht van de Here afwenden, zegt de Here: "het land wendt zich in schandelijke ontucht van de Here af."
Als Jesaja dus spreekt over het land dat 'gehuwde' genoemd zal worden, dan heeft hij het over het land en zijn inwoners. En de hoofdstad van dat land is Jeruzalem. We gaan verder met Jes.62:5.
"Want zoals een jongeling een maagd huwt, zullen uw zonen u huwen, en zoals de bruidegom zich over de bruid verblijdt, zal uw God zich over u verblijden."
Toen ik over deze tekst nadacht herinnerde ik mij, dat ik ergens eens gelezen had hoe iemand gezien had dat hier vier keer iets tegenover elkaar gezet wordt. We zullen dat zo ook eens opschrijven.
We doen dit uit de St.vert. omdat die bondiger is.
A. Want gelijk een | JONGELING een | JONKVROUW trouwt |
B. alzo zullen | UW ZONEN | U trouwen |
C. en gelijk de | BRUIDEGOM over | DE BRUID vrolijk is |
D. alzo zal | UW GOD over | U vrolijk zijn |
Net zoals een JONGELING een JONKVROUW trouwt, precies zo zullen uw ZONEN U trouwen.
Dit is een gelijkenis. Uw ZONEN zullen U trouwen, zoals een JONGELING een JONKVROUW trouwt.
UW ZONEN worden dus vergeleken met de JONGELING, en degene die met U wordt aangesproken wordt vergeleken met de JONKVROUW.
Laten we vers 4 nog eens lezen, om er achter te komen wie daar aangesproken wordt als U.
"Men zal u niet meer noemen: Verlatene, en men zal uw land niet meer noemen: Woestenij; maar gij zult genoemd worden: Mijn Welgevallen, en uw land: Gehuwde."
Het hele hoofdstuk gaat over Jeruzalem en het land wat daar bij hoort. Het begint er mee: "om Jeruzalems wil zal Ik niet rusten..." en het eindigt ermee: "en gij zult genoemd worden: Begeerde, Niet verlaten Stad."
De met 'U' aangesprokene in vers 4 is dus Jeruzalem met het land wat daar bij hoort.
De ZONEN van Jeruzalem zullen dus Jeruzalem trouwen.
Dan krijgen we het tweede gedeelte van vers 5. Precies zo als de BRUIDEGOM over de BRUID vrolijk is, zo zal ook UW GOD over U vrolijk zijn.
UW GOD wordt dus vergeleken met de BRUIDEGOM en U met de BRUID. De GOD van het land met Jeruzalem als hoofdstad, is dus de BRUIDEGOM die trouwt met het land, uitgedrukt in Jeruzalem.
Maar dan zijn we er nog niet. We wisten al uit andere bijbelgedeelten dat de Here trouwt met Jeruzalem. Maar vers vier bestaat uit 2x2 gedeelten.
Beide keren eerst een gelijkenis, en dan om wie het gaat.
We hebben net gezien, dat het tweede gedeelte duidelijk maakt dat de Here de BRUIDEGOM is en de BRUID JERUZALEM.
Maar hoe zit dat dan met het eerste gedeelte?
Daar wordt gezegd, dat de ZONEN van JERUZALEM de BRUIDEGOM zijn, en net zoals in het tweede gedeelte van vers 4: JERUZALEM de BRUID.
Wie zijn dan de ZONEN?
Er staat dat zij ZONEN zijn van JERUZALEM.
Kunnen die ZONEN zomaar gelijkgesteld worden aan GOD?
Ik bedoel dit: We hebben hiervoor gezien, dat er een rijtje ontstaat:
JONGELING/UW ZONEN/BRUIDEGOM/UW GOD.
Als het zo is, en dat hebben we net al gezien, dat de BRUIDEGOM overeenkomt met UW GOD, en UW ZONEN met de JONGELING, dan kan het niet anders zijn, dan dat UW ZONEN horen bij UW GOD.
We weten uit het NT, dat de BRUIDEGOM de HERE JEZUS is. Hij is de Zoon van God. Maar wij -gelovigen- zijn ook zonen van God.
"God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon: indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God."
Bovendien blijkt uit Efeze 5:30, dat wij leden zijn van zijn lichaam, één vlees met Jezus. Hij is het hoofd, wij zijn zijn lichaam. Door Jezus zijn wij zoon van God. Daarom zijn wij ook erfgenamen.
In de al eerder aangehaalde tekst van Jeremia 2 blijkt dat 'het land' door de Here Zijn erfdeel genoemd wordt. Het land Israël, de stad Jeruzalem heeft te maken met de aan ons beloofde erfenis.
Die ZONEN zijn GODS ZONEN: Christus en zijn gemeente. Het Hoofd en zijn lichaam is de BRUIDEGOM. Wij zijn samen met ons Hoofd: Jezus, de BRUIDEGOM. Maar er staat in Jesaja 62:5 dat het gaat om de ZONEN van Jeruzalem!?
Laten we, om daar een antwoord op te krijgen Galaten 4:26 nog eens lezen:
"Maar het hemelse Jeruzalem is vrij, en dat is onze moeder."
Wij -gelovigen in Christus- zijn dus ZONEN van Jeruzalem! Wat een heel ander perspectief! Het is natuurlijk geweldig om de bruid te zijn, maar is het niet geweldiger om samen met Jezus de Bruidegom te zijn?
Hosea moet door zijn huwelijk met een hoer (Gomer) uitbeelden hoe God met Israël getrouwd is.
Het eerste kind uit dat huwelijk krijgt de symbolische naam: Jizreël. Dat is verbreking. Het beeld laat zien dat God zijn relatie met Israël zal verbreken.
Het tweede kind krijgt de naam Lo-Ruchama, want, zegt God, Ik zal mij niet meer over het huis Israëls ontfermen, zodat Ik hun iets vergeven zou.
Maar over Juda zal Hij zich wel ontfermen.
Het derde kind krijgt de naam: Lo-Ammi. Want, zegt God, gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.
Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk zijn als het zand der zee en zullen zij genoemd worden: kinderen van de levende God. Dat zal zijn als de Here een verbond heeft gesloten met de dieren des velds en het oorlogstuig in het land verbroken zal zijn. Dat zal zijn als Jezus is teruggekomen.
Wat zal er dan gebeuren?
Dan zegt de Here: Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig!
Hosea moet zijn vrouw nu kopen. En zij moet vele dagen blijven zitten en geen man toebehoren. Dit is weer een symbolische weergave van wat de Here, de Losser, zal doen. Hij heeft zijn leven gegeven als losprijs voor velen, in ieder geval ook voor de Israëlieten.
En na die lange, lange tijd zonder de Here, zullen zij zich bekeren en de Here hun God zoeken en David, hun koning.
Vgl. Ezechiel 37:23-24.
Zij zullen dan bevende komen tot de Here en tot Zijn . Dit ligt, ook nu nog, in de dagen der toekomst.
Jesaja laat ons uiteindelijk nog iets meer zien.
De bruid, hebben we al gezien, is Jeruzalem. Uit Hosea blijkt dat het volk Israël daar bij hoort. Maar wie gaat die bruid trouwen? Door een tweetal gelijkenissen wordt dit hier duidelijk gemaakt.
De eerste gelijkenis begint met: gelijk een JONGELING een JONKVROUW trouwt....
alzo zullen UW ZONEN U trouwen. De ZONEN zijn dus gelijk aan een JONGELING en de met “U” aangesprokene is gelijk aan een JONKVROUW.
Dan de tweede gelijkenis. Gelijk de BRUIDEGOM over de BRUID vrolijk is, alzo zal UW GOD over U vrolijk zijn.
We hebben gezien dat de JONGELING, de ZONEN, de BRUIDEGOM en Uw GOD allen dezelfden zijn.
Ook de JONKVROUW, U (Jeruzalem) en de BRUID zijn dezelfden.
De ZONEN van JERUZALEM zijn het lichaam van de God van Israël, van Jezus.
Zij zijn voortgebracht door Jeruzalem, legt Paulus uit in Gal. 4.
Jezus als hoofd van zijn lichaam, zal als geheel, de bruid tot vrouw nemen voor eeuwig.
Tot slot gaan we nog het beloofde gedeelte uit het NT onderzoeken. Het gaat om het gedeelte van de bijbel dat over het algemeen wordt aangehaald om juist te bewijzen dat de gemeente de bruid is.
"Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here"
Het gaat hier om getrouwde vrouwen. Het gaat niet om reine maagden, die de bruiloft nog in het verschiet hebben, maar om vrouwen die al een man hebben.
Deze vrouwen moeten aan hun man onderdanig zijn, zoals de man onderdanig is aan de Here.
23. "want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente: Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. 24.Welnu gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man in alles."
Het gaat hier om gezagsverhoudingen. De vrouw is gesteld onder het gezag van haar man. Zo is ook de gemeente gesteld onder het gezag van Christus.
Nu krijgen we enkele teksten die gaan over liefde. De liefde van de man voor de vrouw en de liefde van Christus voor zijn gemeente.
"25. Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet,"
Mannen moeten hun vrouwen liefhebben. Weer wordt een vergelijk getrokken met Christus en de gemeente. Christus heeft zijn gemeente zo liefgehad, dat Hij Zichzelf gegeven heeft in haar plaats. Een grotere liefde is niet mogelijk.
"28. Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouwen lief te hebben als hun eigen lichaam. 29. Wie zijn eigen vrouw lief heeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente, omdat wij leden zijn van zijn lichaam."
Zoals Christus de gemeente lief heeft, zo moet ook de man zijn vrouw liefhebben en voor haar zorgen. Er wordt hier niet gezegd, dat de gemeente de vrouw is van Christus, maar dat de gemeente het lichaam is van Christus.
Hij is het hoofd, wij zijn het lichaam. Hoofd en lichaam horen bij elkaar. De gemeente is nu reeds het lichaam van Christus.
Als de gemeente de bruid zou zijn is er pas sprake van huwelijksverhoudingen na de bruiloft, dus aan het einde, of waarschijnlijk zelfs na het duizendjarig rijk.
Het huwelijk tussen man en vrouw is in de liefde, de zorg en het eenzijn van man voor en met zijn vrouw, een beeld van de eenheid Christus/gemeente
"31. Daarom zal een man vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. 32. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente."
Eigenlijk staat er in die laatste tekst: "Dit geheimenis is groot, doch ik spreek over Christus en de gemeente."
Het grote geheimenis zit hem in het: tot één vlees zijn. Christus is de zoon van God. Wij zijn leden van zijn lichaam. In Hem, d.w.z. in zijn lichaam, zijn wij ook zonen van God. Dit is iets heel bijzonders.
Christus Jezus is ons hoofd, wij zijn zijn lichaam, wij zijn dus één met Hem.
Als Hij dus, zoals in Openbaring staat, gaat trouwen met de bruid, dan trouwen wij ook met de bruid, want wij zijn een deel van zijn lichaam.
Het nieuwe, hemelse Jeruzalem is dus de bruid. Het is de stad Gods, die zal neerdalen uit de hemel op de nieuwe aarde. Het zal de hoofdstad zijn van de nieuwe aarde.
Hoe we ons dit voor moeten stellen gaat ons begrip te boven. Maar het zal onuitsprekelijk bijzonder zijn, want om dit te bereiken heeft de Here God zijn grote plan tot uitvoering gebracht.
Met dit doel voor ogen heeft God de mens geschapen. Met dit doel voor ogen is Jezus op deze aarde gekomen en heeft zijn Goddelijkheid afgelegd en is in onze plaats gestorven. Hij is de dood ingegaan, op God de Vader vertrouwende, dat Hij Hem uit de doden zou opwekken. Zie Hebreeën 5:7-9
Dit alles was nodig om te komen tot dat grote Doel: Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar de zonde is overwonnen en de BRUIDEGOM (Hoofd en lichaam) en de BRUID zich kunnen verblijden.
Niet alle vragen zijn volledig beantwoord. Waarschijnlijk is dat niet eens mogelijk. Het gaat erom, dat de grote lijnen in de bijbel steeds duidelijker worden. Het gaat erom, dat we steeds beter begrijpen wat Gods plannen zijn, en dan is het prettig, dat we dan ook enig inzicht hebben hoe wij in die plannen passen.