De Bruid van Christus
Deel 3 van 3 van deze bijbelstudie

 

Hosea l, 2 en 3 (eerst LEZEN in je eigen Bijbel)

Hosea, een man die de woorden Gods spreekt, moest een hoer als vrouw nemen. God wilde hiermee aanschouwelijk onderwijs geven. Net zoals Hosea getrouwd was met een hoer, zo was de Here ook getrouwd met een hoer: Israël. De kinderen die Hosea en Gomer kregen, werden door God van een naam voorzien. Met die naam wilde God ook iets duidelijk maken aan het volk Israël. De eerste zoon kreeg de naam Jizreël. Dat betekent: Verbreking. Want God gaat een einde maken aan het koninkrijk van het huis Israëls.


Hosea 1

5. "Op die dag zal het gebeuren dat Ik de boog van Israël zal breken in het dal van Jizreël."

God neemt afstand van Israël en brengt dat tot uiting in de naam van het tweede kind van Hosea en Gomer: Lo-Ruchama. Dat betekent: Ik zal Mij niet ontfermen.

6. "Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen zeker wegvoeren. 7 Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen,."

Dit sluit helemaal aan bij Jeremia 2 en 3.
Het derde kind was een zoon. Die kreeg de naam: Lo-Ammi. Dat is: Niet mijn volk.

9. "want u bent niet Mijn volk
en Ík zal er voor u niet zijn."

God zou God niet zijn als na deze harde woorden er niet een uitzicht werd geboden op een heilrijke toekomst:

10. "Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God."


Hosea 2

Hoofdstuk 2 laat zien hoe de vrouw, die overspel pleegde, zelfs niet door had, dat zij verzorgd werd door haar eerste man. Maar de Here zal daar een einde aan maken zegt Hij. Al haar hoogtijdagen zal Hij doen ophouden, haar wijnstok en haar vijgeboom zal Hij verwoesten...

12. "Ik zal haar de dagen van de Baäls vergelden,
waarop zij reukoffers aan hen bracht.
Zij tooide zich met haar ring en haar halssieraad
en ging achter haar minnaars aan,
maar Mij vergeet zij, spreekt de HEERE.
13 Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken,
haar de woestijn in leiden,
en naar haar hart spreken.
15. Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE,
dat u Mij zult noemen: mijn Man,
en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl!
16 Dan zal Ik de namen van de Baäls uit haar mond wegdoen
en aan hun namen zal niet meer gedacht worden.
17 Ik zal voor hen een verbond sluiten op die dag
met de dieren van het veld, met de vogels in de lucht
en de kruipende dieren op de aarde.
En boog, zwaard en strijd zal Ik van de aarde doen verdwijnen,
en Ik zal hen onbezorgd doen neerliggen.."

Wanneer is dat, dat het volk Israël de Here 'mijn man' zal noemen?
Dat is "op die dag" dat de Here een verbond zal sluiten met het gedierte. Dan zal Hij ook een einde maken aan oorlog en hen veilig doen wonen.
Dat is op de laatste dag, de dag waarin Jezus Koning zal zijn op aarde.

In Micha 4:1-5 en in Jesaja 2:1-5 wordt over diezelfde dingen gesproken. Wat daar beschreven staat zal werkelijkheid zijn in het duizendjarig rijk. Als Jezus is teruggekomen naar de aarde en zijn troon stelt in Jeruzalem zal Hij heel Israël, het overblijfsel, rondom zich hebben in het land Israël.

Hosea gaat verder:
18:"Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen."

'Kennen'= gemeenschap hebben, (vgl.) Genesis 4:1 St.vert.

Wat valt hier verder nog aan uit te leggen? Deze tekst is wel heel duidelijk.


Hosea 3

In hoofdstuk 3 laat de Here nog eens zien, dat Israël wel denkt zomaar van de Heer te kunnen weglopen en haar minnaars achterna te gaan, net zoals Gomer deed, maar dat Hij een prijs betaald heeft om Israël toch aan zich te binden. De eerste keer had Hosea niets betaald voor Gomer, maar hier, in hoofdstuk 3, heeft hij haar gekocht en zegt tot haar:

3."U moet veel dagen bij mij blijven, u mag geen hoererij bedrijven; u mag geen andere man toebehoren, en ook ik zal niet bij u komen.
4 Want de Israëlieten moeten veel dagen zonder koning en zonder vorst blijven, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod en afgodsbeelden.
5 Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HEERE, hun God, zoeken en David, hun koning. Zij zullen zich in diep ontzag tot de HEERE en Zijn goedheid wenden, in later tijd."

Deze, nog steeds in werking zijnde profetie, zal zijn vervulling krijgen als de Here terugkomt. Om hier meer inzicht in te krijgen is het goed Ezechiël 37 te lezen.

Tot slot van de teksten uit het OT, die gaan over ons onderwerp lezen we Jesaja 62. Lees eerst het hele hoofdstuk in je bijbel, dan gaan we daarna verder met de behandeling ervan.


Jesaja 62

1."Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn,
totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans,
en haar heil als een brandende fakkel.
2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien
en alle koningen uw luister;
u zult met een nieuwe naam genoemd worden,
die de mond van de HEERE bepalen zal.
3 U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE
en een koninklijke tulband in de hand van uw God."

Wat een geweldige dingen heeft de Here voor met Jeruzalem. Het einde van Jeruzalems lijden is nabij, het zal niet lang meer duren voordat de Here Jeruzalem en zijn volk weer zal verhogen en zij een sierlijke kroon in de hand des Heren zullen zijn.

4. "Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene,
en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij,
maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar,
en uw land: getrouwde;
want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden."

Het lijkt vreemd, dat hier staat, dat het land ten huwelijk wordt genomen, maar laten we Jeremia 2 er nog eens op naslaan.


Jeremia 2:7

"Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht daarvan en het goede ervan te eten. Maar toen u daarin kwam, verontreinigde u Mijn land en hebt u Mijn eigendom tot een gruwel gemaakt."

Het land waar de Israëlieten woonden was en is het land van God.
Overigens is het goed daar eens aan te denken bij al onze kritiek op Israël.
En uit Hosea 1:2 blijkt dat het gaat om het volk dat daar woont.
De Israëlieten wonen op het land van de Here en als zij zich in schandelijke ontucht van de Here afwenden, zegt de Here: "het land wendt zich in schandelijke ontucht van de Here af."

Als Jesaja dus spreekt over het land dat 'gehuwde' genoemd zal worden, dan heeft hij het over het land en zijn inwoners. En de hoofdstad van dat land is Jeruzalem. We gaan verder met Jesaja 62:5.


Jesaja 62:5

"Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden."

Toen ik over deze tekst nadacht herinnerde ik mij, dat ik ergens eens gelezen had hoe iemand gezien had dat hier vier keer iets tegenover elkaar gezet wordt. We zullen dat zo ook eens opschrijven.

We doen dit uit de St.vert. omdat die bondiger is.


A. Want gelijk een JONGELING een JONKVROUW trouwt
B. alzo zullen UW ZONEN U trouwen
C. en gelijk de BRUIDEGOM over DE BRUID vrolijk is
D. alzo zal UW GOD over U vrolijk zijn

Net zoals een JONGELING een JONKVROUW trouwt, precies zo zullen uw ZONEN U trouwen.

Dit is een gelijkenis.
Uw ZONEN zullen U trouwen, zoals een JONGELING een JONKVROUW trouwt.
UW ZONEN worden dus vergeleken met de JONGELING, en degene die met U wordt aangesproken wordt vergeleken met de JONKVROUW.

Laten we vers 4 nog eens lezen, om er achter te komen wie daar aangesproken wordt als U.
"Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene,
en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij,
maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar,
en uw land: getrouwde;
want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden."

Het hele hoofdstuk gaat over Jeruzalem en het land wat daar bij hoort.
Het begint er mee: "om Jeruzalems wil zal Ik niet rusten..."
en het eindigt ermee:
"en gij zult genoemd worden: Begeerde, Niet verlaten Stad."

De met 'U' aangesprokene in vers 4 is dus Jeruzalem met het land wat daar bij hoort.
De ZONEN van Jeruzalem zullen dus Jeruzalem trouwen.

Dan krijgen we het tweede gedeelte van vers 5.
Precies zo als de BRUIDEGOM over de BRUID vrolijk is, zo zal ook UW GOD over U vrolijk zijn.
UW GOD wordt dus vergeleken met de BRUIDEGOM en U met de BRUID.
De GOD van het land met Jeruzalem als hoofdstad, is dus de BRUIDEGOM die trouwt met het land, uitgedrukt in Jeruzalem.

Maar dan zijn we er nog niet. We wisten al uit andere bijbelgedeelten dat de Here trouwt met Jeruzalem. Maar vers vier bestaat uit 2x2 gedeelten.

Beide keren eerst een gelijkenis, en dan om wie het gaat.

We hebben net gezien, dat het tweede gedeelte duidelijk maakt dat de Here de BRUIDEGOM is en de BRUID JERUZALEM.

Maar hoe zit dat dan met het eerste gedeelte?
Daar wordt gezegd, dat de ZONEN van JERUZALEM de BRUIDEGOM zijn, en net zoals in het tweede gedeelte van vers 4: JERUZALEM de BRUID.

Wie zijn dan de ZONEN?
Er staat dat zij ZONEN zijn van JERUZALEM.
Kunnen die ZONEN zomaar gelijkgesteld worden aan GOD?

Ik bedoel dit: We hebben hiervoor gezien, dat er een rijtje ontstaat:
JONGELING/UW ZONEN/BRUIDEGOM/UW GOD.

Als het zo is, en dat hebben we net al gezien, dat de BRUIDEGOM overeenkomt met UW GOD, en UW ZONEN met de JONGELING, dan kan het niet anders zijn, dan dat UW ZONEN horen bij UW GOD.

We weten uit het NT, dat de BRUIDEGOM de HERE JEZUS is. Hij is de Zoon van God. Maar wij -gelovigen- zijn ook zonen van God.


Galaten 4:6,7

"God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon: indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God."

Bovendien blijkt uit Efeze 5:30 , dat wij leden zijn van zijn lichaam, één vlees met Jezus. Hij is het hoofd, wij zijn zijn lichaam. Door Jezus zijn wij zoon van God. Daarom zijn wij ook erfgenamen. Zoals ik eerder zei, en ik durf het bijna niet te zeggen: Als wij het lichaam van Jezus zijn, zijn wij eigenlijk Jezus.

In de al eerder aangehaalde tekst van Jeremia 2 blijkt dat 'het land' door de Here Zijn erfdeel genoemd wordt. Het land Israël, de stad Jeruzalem heeft te maken met de aan ons beloofde erfenis.

Die ZONEN zijn GODS ZONEN: Christus en zijn gemeente.
Het Hoofd en zijn lichaam is de BRUIDEGOM.
Wij zijn samen met ons Hoofd: Jezus, de BRUIDEGOM.
Maar er staat in Jesaja 62:5 dat het gaat om de ZONEN van Jeruzalem!?
Laten we, om daar een antwoord op te krijgen Galaten 4:26 nog eens lezen:

Galaten 4:26

"26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen"

Wij -gelovigen in Christus- zijn dus ZONEN van Jeruzalem!
Wat een heel ander perspectief! Het is natuurlijk geweldig om de bruid te zijn, maar is het niet geweldiger om samen met Jezus de Bruidegom te zijn?


Samenvatting

van Hosea-Jesaja 62

Hosea moet door zijn huwelijk met een hoer (Gomer) uitbeelden hoe God met Israël getrouwd is.

Het eerste kind uit dat huwelijk krijgt de symbolische naam: Jizreël. Dat is verbreking. Het beeld laat zien dat God zijn relatie met Israël zal verbreken.

Het tweede kind krijgt de naam Lo-Ruchama, want, zegt God, Ik zal mij niet meer over het huis Israëls ontfermen, zodat Ik hun iets vergeven zou.

Maar over Juda zal Hij zich wel ontfermen.

Het derde kind krijgt de naam: Lo-Ammi. Want, zegt God, gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.

Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk zijn als het zand der zee en zullen zij genoemd worden: kinderen van de levende God. Dat zal zijn als de Here een verbond heeft gesloten met de dieren van het veld en het oorlogstuig in het land verbroken zal zijn. Dat zal zijn als Jezus is teruggekomen.

Wat zal er dan gebeuren?

Dan zegt de Here: Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen!

Hosea moet zijn vrouw nu kopen. En zij moet vele dagen blijven zitten en geen man toebehoren. Dit is weer een symbolische weergave van wat de Here, de Losser, zal doen. Hij heeft zijn leven gegeven als losprijs voor velen, in ieder geval ook voor de Israëlieten.

En na die lange, lange tijd zonder de Here, zullen zij zich bekeren en de Here hun God zoeken en David, hun koning. Vgl. Ezechiel 37:23-24.
Zij zullen dan bevende komen tot de Here en tot Zijn heil.
Dit ligt, ook nu nog, in de dagen van de toekomst.

Jesaja laat ons uiteindelijk nog iets meer zien.
De bruid, hebben we al gezien, is Jeruzalem. Uit Hosea blijkt dat het volk Israël daar bij hoort. Maar wie gaat die bruid trouwen? Door een tweetal gelijkenissen wordt dit hier duidelijk gemaakt.

De eerste gelijkenis begint met: gelijk een JONGELING een JONKVROUW trouwt....
alzo zullen UW ZONEN U trouwen. De ZONEN zijn dus gelijk aan een JONGELING en de met “U” aangesprokene is gelijk aan een JONKVROUW.

Dan de tweede gelijkenis. Gelijk de BRUIDEGOM over de BRUID vrolijk is, alzo zal UW GOD over U vrolijk zijn.
We hebben gezien dat de JONGELING, de ZONEN, de BRUIDEGOM en Uw GOD allen dezelfden zijn.
Ook de JONKVROUW, U (Jeruzalem) en de BRUID zijn dezelfden.

De ZONEN van JERUZALEM zijn het lichaam van de God van Israël, van Jezus.
Zij zijn voortgebracht door Jeruzalem, legt Paulus uit in Gal. 4.

Jezus als hoofd van zijn lichaam, zal als geheel, de bruid tot vrouw nemen voor eeuwig.

Er zal dus een bruiloft zijn in het duizendjarig vrederijk, maar er wordt in de bijbel ook gesproken over het hemelse Jeruzalem, een hemelse bruid.

Zoals Paulus eens uitlegde komt eerst het natuurlijke en dan het geestelijke.
Misschien is die profetie uit Jesaja 62 wel een dubbelprofetie. Interessant om eens over na te denken.

Efeziërs 5

Tot slot gaan we nog het beloofde gedeelte uit het NT onderzoeken. Het gaat om het gedeelte van de bijbel dat over het algemeen wordt aangehaald om juist te bewijzen dat de gemeente de bruid is.


Efeziërs 5:22 e.v.

"Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere,"

Het gaat hier om getrouwde vrouwen. Het gaat niet om reine maagden, die de bruiloft nog in het verschiet hebben, maar om vrouwen die al een man hebben.
Deze vrouwen moeten aan hun man onderdanig zijn, zoals de man onderdanig is aan de Heere.

23. "want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam.
24 Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn."

Het gaat hier om gezagsverhoudingen. De vrouw is gesteld onder het gezag van haar man. Zo is ook de gemeente gesteld onder het gezag van Christus.
Nu krijgen we enkele teksten die gaan over liefde. De liefde van de man voor de vrouw en de liefde van Christus voor zijn gemeente.

"25. Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, 26 opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, 27 opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn."

Mannen moeten hun vrouwen liefhebben. Weer wordt een vergelijk getrokken met Christus en de gemeente. Christus heeft zijn gemeente zo liefgehad, dat Hij Zichzelf gegeven heeft in haar plaats. Een grotere liefde is niet mogelijk.

"28. Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.
29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de gemeente."

Zoals Christus de gemeente lief heeft, zo moet ook de man zijn vrouw liefhebben en voor haar zorgen. Er wordt hier niet gezegd, dat de gemeente de vrouw is van Christus, maar dat de gemeente het lichaam is van Christus.
Hij is het hoofd, wij zijn het lichaam. Hoofd en lichaam horen bij elkaar. De gemeente is nu reeds het lichaam van Christus.
Als de gemeente de bruid zou zijn is er pas sprake van huwelijksverhoudingen na de bruiloft, dus aan het einde, of waarschijnlijk zelfs na het duizendjarig rijk.

Het huwelijk tussen man en vrouw is in de liefde, de zorg en het eenzijn van man voor en met zijn vrouw, een beeld van de eenheid Christus/gemeente

"30 Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.
31 Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn.
32 Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente."

Het grote geheimenis zit hem in het: tot één vlees zijn.
Christus is de zoon van God. Wij zijn leden van zijn lichaam. In Hem, d.w.z. in zijn lichaam, zijn wij ook zonen van God.
Dit is iets heel bijzonders.
Christus Jezus is ons hoofd, wij zijn zijn lichaam, wij zijn dus één met Hem.
Als Hij dus, zoals in Openbaring staat, gaat trouwen met de bruid, dan trouwen wij ook met de bruid, want wij zijn een deel van zijn lichaam.


Tot slot

Zoals Paulus het uitlegt in 1 Korinthe 15: “46 Het geestelijke is echter niet eerst, maar het natuurlijke en daarna komt het geestelijke.”

Er is eerst een bruiloft hier op aarde. Jezus, hoofd en Lichaam, zal Israel trouwen, het natuurlijke volk dat zal worden bijeengebracht na Jezus’ wederkomst.

Dan komt het geestelijke.
Het nieuwe Jeruzalem, de stad van God, die zal neerdalen uit de hemel op de nieuwe aarde. Deze stad is de geestelijke bruid.

Ik denk niet dat dit hemelse Jeruzalem een andere bruid is, maar een volgende fase in Gods plan.

Denk eens aan hoe wij, gelovigen in Christus, nog in een aards lichaam, nu al kinderen van God zijn. Maar na Jezus’ wederkomst zullen wij een ander lichaam krijgen, een geestelijk lichaam. Dat is de volgende fase.

Zo denk ik dat het natuurlijke volk Israel, Jeruzalem, in het duizendjarig vrederijk de bruid van Jezus is. Maar, als er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn, gaat dit aardse volk, Jeruzalem, door naar een geestelijke stad.
Dat is de volgende fase.

Dit hemelse Jeruzalem zal de hoofdstad zijn van de nieuwe aarde.
Hoe we ons dit voor moeten stellen gaat ons begrip te boven. Maar het zal onuitsprekelijk bijzonder zijn, want om dit te bereiken heeft de Here God zijn grote plan tot uitvoering gebracht.
Met dit doel voor ogen heeft God de mens geschapen.
Met dit doel voor ogen is Jezus op deze aarde gekomen en heeft zijn Goddelijkheid afgelegd en is in onze plaats gestorven.
Hij is de dood ingegaan, op God de Vader vertrouwende, dat Hij Hem uit de doden zou opwekken. Zie Hebreeën 5:7-9

Dit alles was nodig om te komen tot dat grote Doel: Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar de zonde is overwonnen en de BRUIDEGOM (Hoofd en lichaam) en de BRUID zich kunnen verblijden.

Niet alle vragen zijn volledig beantwoord. Waarschijnlijk is dat niet eens mogelijk. Het gaat erom, dat de grote lijnen in de bijbel steeds duidelijker worden. Het gaat erom, dat we steeds beter begrijpen wat Gods plannen zijn, en dan is het prettig, dat we dan ook enig inzicht hebben hoe wij in die plannen passen.




Ezechiel 37:23-25

"23 Dan zullen zij zich niet meer verontreinigen met hun stinkgoden en met hun afschuwelijke afgoden en met al hun overtredingen. Ik zal hen verlossen in al hun woongebieden, waar zij gezondigd hebben, en Ik zal hen reinigen. Dan zullen zij een volk voor Mij zijn en Ík zal een God voor hen zijn.
24 En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden.
25 Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn."

Hebreeën 5:7-9

"7 In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord.
8 Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden.
9 En toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden.
10 Door God is Hij Hogepriester genoemd naar de ordening van Melchizedek."

Micha 4:1-5 en Jesaja 2:1-5

Micha 4:1-5

1 Het zal echter in het laatste der dagen geschieden
dat de berg van het huis van de HEERE
vast zal staan als de hoogste van de bergen,
en dat hij verheven zal worden boven de heuvels,
en dat de volken ernaartoe zullen stromen.
2 Vele heidenvolken zullen op weg gaan
en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.
3 Hij zal oordelen tussen vele volken
en machtige heidenvolken vonnissen, tot ver weg.
Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen
en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen.
Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.
4 Maar zij zullen zitten,
ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom,
niemand zal ze schrik aanjagen,
want de mond van de HEERE van de legermachten heeft het gesproken.
5 Want alle volken gaan op weg,
elk in de naam van zijn god,
maar wij zullen op weg gaan
in de Naam van de HEERE, onze God,
voor eeuwig en altijd.

Jesaja 2:1-5

2 Het zal in het laatste der dagen geschieden
dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan
als de hoogste van de bergen,
en dat hij verheven zal worden boven de heuvels,
en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen.
3 Vele volken zullen gaan en zeggen:
Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan,
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.
4 Hij zal oordelen tussen de heidenvolken
en veel volken vonnissen.
En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen
en hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen.
Oorlog voeren zullen zij niet meer leren.
5 Huis van Jakob, kom, laten wij wandelen in het licht van de HEERE.

Genesis 4:1 St.vert.

En Adam bekende Eva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kain, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!