Profetie in dromen en visioenen in Daniël en Openbaring
Deel 2 van 4 van deze bijbelstudie

 

Opmerkingen over Daniël 11 en de gruwel der verwoesting

Het opvallende aan deze profetie, die we in het eerste deel van deze bijbelstudie hebben doorgenomen, is, dat die zo lang is en uiterst gedetailleerd.
De laatste 5 verzen (40-45) zijn uitgesproken voor de eindtijd, maar alle voorgaande verzen gaan over een periode die al geweest is. D.w.z. op het moment dat Daniël deze profetie hoorde moest het nog gebeuren, maar voor ons die in de eindtijd leven is dit allemaal geschiedenis.

Het boek Daniël is een boek dat geschreven is voor hen die in de eindtijd leven.


Daniël 12:4

''Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen en verzegel het boek tot de eindtijd."

Waarom zou God zo'n lange en gedetailleerde profetie geven over een periode die in de eindtijd geschiedenis zal zijn?

De betrouwbaarheid van een profeet is af te meten aan het uitkomen van het geprofeteerde.


Deuteronomium 18:21-22

"Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? -als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft."

Daniël heeft veel geprofeteerd over de eindtijd. Als hij alleen over de eindtijd geprofeteerd zou hebben, zouden wij geen mogelijkheid hebben gehad om te beoordelen of deze profeet woorden van God spreekt. Nu in de profetieën van Daniël echter grote gedeelten zitten die inmiddels voor 100% zijn uitgekomen, weten we dat deze profeet inderdaad de woorden van God doorgeeft.
Ook het feit, dat deze profetieën letterlijk zijn uitgekomen geeft iets aan.
Het is toch logisch, als een profetie al voor b.v. 80% letterlijk is uitgekomen, d.w.z. dat het geprofeteerde zo is gebeurd als het is voorzegd, het resterende gedeelte net zo letterlijk uit zal komen?!
De uiterste precisie waarmee de Griekse geschiedenis is voorzegd en uitgekomen, garandeert dat het voorspelde over de eindtijd net zo precies is voorzegd en ook zo letterlijk zal uitkomen.


ANTHIOCHUS IV EPIFANES


Deze koning krijgt de meeste aandacht in deze profetie. Ongeveer de helft van het reeds vervulde deel. Het is de laatste koning van het Griekse rijk en hij is in menig opzicht een type van de antichrist die in de eindtijd zal opstaan. Door vergelijking met Daniël 9 -de profetie aangaande de zeventig jaarweken- blijkt dat de gruwel der verwoesting zoals die in Daniël 11 genoemd wordt (Anthiochus IV) een type is van de gruwel der verwoesting uit Daniël 9:27.

Het is, denk ik, goed om die teksten uit Daniël 9 er bij te pakken en te kijken wat we daaruit kunnen leren. 


Daniël 9:23-27

“Bij het begin van uw smeekbeden is er een woord uitgegaan en nu ben ik zelf gekomen om u dat te vertellen, want u bent zeer gewenst. Begrijp dan dit woord en krijg inzicht in het visioen.

24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad,
om de overtreding te beëindigen,
de zonden te verzegelen,
de ongerechtigheid te verzoenen,
om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen,
om visioen en profeet te verzegelen,
en om de Heiligheid van heiligheden te zalven.

25 U moet weten en begrijpen:
vanaf de tijd dat het woord uitgaat
om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen
tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken.
Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden,
maar wel in benauwde tijden.

26 Na de tweeënzestig weken
zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.

Een volk van een vorst, een volk dat komen zal,
zal de stad en het heiligdom te gronde richten.
Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed
en tot het einde toe zal er oorlog zijn,
verwoestingen waartoe vast besloten is.

27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang.
Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.

Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste "

Laten we eerst vaststellen wat er met die term "week" bedoeld wordt. We hebben al eens eerder gezien dat dagen worden genoemd als voorbeeld en het later jaren werden. Denk maar aan de veertig dagen dat de verspieders in het land waren en de veertig jaar die Israël de woestijn in moest. Een jaar voor een dag.

Letterlijk betekent het woord "weken" zeventallen.
Een week heeft zeven dagen en is dan in Daniël "7 jaar"
(Vergelijk ookLeviticus 25:8)

Om te begrijpen hoe de telling van die weken loopt moeten we de profetie volgen.


Daniël 9:24

"zeventig weken zijn bepaald over uw volk, en uw heilige stad,
om de overtreding te voleindigen,
de zonde af te sluiten,
de ongerechtigheid te verzoenen,
en om eeuwige gerechtigheid te brengen,
gezicht en profeet te bezegelen,
en iets allerheiligst te zalven."

Er zijn zeventig weken bepaald om de zonde af te sluiten en om eeuwige gerechtigheid te brengen. Wanneer is dat?
Wanneer werd eeuwige gerechtigheid openbaar?
Toen Jezus op aarde kwam en voor ons stierf.


Romeinen 3:21-22

"21 Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen,
22 en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid."

In die zeventig weken = jaarweken = 490 jaar zal dus de ongerechtigheid verzoend worden.
Wanneer begint die periode van 70 jaarweken?


Daniël 9:25

"Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken, en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden."

Er zijn, naar ik begrepen heb, verschillende uitleggingen over deze 70 weken. Om te beginnen is er geen overeenstemming over de begindatum. De één zegt het was 453 v.Chr., de ander beweert, nee het was 458 v.Chr. De vraag is of het belangrijk is welke begindatum van die profetie het precies is. We zullen straks zien dat die aanvang jaartallen, voor alsnog, eigenlijk niet zo belangrijk zijn, want wat er na die 69ste jaarweek gebeurd is duidelijk omschreven.

Die zeventig weken beginnen dus op "het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen...."

Dit was in 458 v.Chr. (nemen we even aan) toen koning Artachsasta Nehemia toestemming gaf Jeruzalem te herbouwen.
De herbouw heeft 7 (jaar)weken geduurd, d.i. 49 jaar.
"En tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven." 62 weken = 434 jaar. Dit loopt dus tot aan de tijd dat Jezus hier op aarde was


Daniël 9:26

"Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.” HSV.

"En na de tweeënzestig weken (d.w.z. na de 7 + 62 weken) zal een gezalfde (NBG) worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is."

Voor alle duidelijkheid: Als er staat dat de gezalfde zal worden uitgeroeid NA de laatst genoemde 62 weken, dat is dus feitelijk NA in totaal 69 weken, dan gebeurt dat dus in de zeventigste week.

Wie is die gezalfde waar niets tegen was en toch werd uitgeroeid ?
Voor zover ik weet is er ooit maar één gezalfde geweest waar niets tegen was: Jezus.

Jezus is uitgeroeid terwijl er niets tegen Hem was.

Dan nu het tweede gedeelte van deze tekst:


Daniël 9:26b

“... en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom ten gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.”

Het volk van een vorst die komen zal.

Eeuwen lang heeft men aangenomen dat die vorst de Romeinse keizer Titus was. Want onder Titus’ leiding is Jeruzalem, inclusief de tempel, verwoest in 70 na Chr. Maar Titus' einde viel op 13 september 81. Hij stierf aan de gevolgen van koorts, en dat had niets te maken met “de overstroming” zoals genoemd wordt in deze tekst.

Vrijwel alle Bijbel-geleerden verklaren “de overstroming” als een gebeurtenis aan het einde van de tijden, ofwel vlak voor, of wanneer Jezus terug komt.

Er is nog een reden dat niet Titus bedoeld wordt met die vorst die komen zal.
Het duidelijkst komt dat naar voren als we zien dat Jezus in Mattheus 24 laat zien dat die gruwel der verwoesting een persoon is die zich op de heilge plaats zal zetten.
Paulus laat zien dat die gruwel der verwoesting zich in de tempel zal zetten om aan zich te laten zien dat hij een god is. Dit heeft Titus nooit gedaan. Volgens de geschiedschrijvers wilde Titus helemaal niet de tempel verwoesten.
De stad en de tempel werden wel verwoest in 70 na Chr, maar die vorst, Titus, was slechts een schaduwbeeld van  de toekomstige vorst. Net zoals Anthiochus IV Epifanus.
Die vorst die komen zal is dus niet Titus, maar wie dan wel?
We moeten die zin eens goed lezen. Het gaat om het volk van een vorst die komen zal in de eindtijd. Maar de Romeinen hebben toch Jeruzalem en de tempel verwoest?
Dat zou je denken, maar het ligt toch wat ingewikkelder. Het was wel Titus die Jeruzalem belegerde, maar zijn soldaten, het volk, kwamen niet uit Europa. Titus kwam met 4 legioenen naar Judea:

Het 10e legioen (Fretensis),
het 15e legioen (Appolinaris),
het 12e legioen (Fulminata) en
het 5e legioen (Macedonia).

Al deze legioenen namen deel aan de vernietiging van Jeruzalem, maar het was het 10e legioen dat door de muur brak en de tempel in brand stak.
Elk legioen bestond uit verschillende cohorten. Het tiende legioen was samengesteld uit soldaten die kwamen uit Syrië, Turkije en Arabië. En dat zijn nu precies de volken waar Jezus bij zijn wederkomst ten strijde tegen zal trekken. Het zijn ook nog eens de volken waaruit de Antichrist zal voortkomen.
Nog eens die tekst:
“en het volk van een vorst die komen zal”.
Die vorst die komt, komt in de eindtijd, maar het volk waaruit hij voort komt, en dat in 70 na Chr. Jeruzalem en de tempel verwoestte, zijn de Turken, Syriërs en Arabieren. En dat volk zal weer ten strijde trekken tegen Jeruzalem.
Later meer hierover.


Daniël 9:26

"En na de tweeënzestig weken (dus in de 70ste week) zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is."

Wie is wie?

Men neemt aan dat de ‘hij’, die het verbond zal bevestigen (versterken S.V.), de antichrist is. En die antichrist sluit dan een verbond met velen. Vaak wordt gedacht dat het om een vredesverbond gaat.
Ik denk dat dit niet in die tekst staat.
Wat staat er wel?
Laten we eens kijken naar de grammatica in vers 26.
“Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.”
Wie is het onderwerp in deze zin?
Ik denk dat iedereen het met me eens is dat het hier gaat om ‘de Messias’.

De tweede zin is: “Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten.”

Als ik anderen vraag wie of wat het onderwerp van deze zin is, komt men, na het nog eens goed te lezen, er op uit dat het onderwerp ‘een volk’ is. Die vorst, die daar genoemd wordt, is duidelijk niet het onderwerp.

Dan krijgen we nog een nadere toelichting over die stad en het heiligdom”

“Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is.”

Hier wordt géén persoon genoemd.

Dan krijgen we het volgende vers.
“Hij zal voor velen het verbond versterken (of bevestigen) één week lang.
Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.” HSV

Deze zin begint met het woordje ‘Hij”.
Wie is die ‘Hij”?

Even logisch nadenken…
Hoeveel personen waren het onderwerp in de voorgaande tekst?
Ik denk dat je moet toegeven dat er maar één persoon was in die voorgaande tekst die het onderwerp was.
Dus is die ‘Hij’ die een verbond voor velen zal versterken ‘de Messias’.
Het gaat dus niet om de Antichrist die een verbond zou sluiten met de Joden.
Overigens een verbond wat bevestigd wordt kan alleen bevestigd worden als het er al is. Een bestaand verbond dus.

Een gezalfde (St.Vert. “Messias”) zal worden uitgeroeid in de 70ste (jaar)week.
Ook zal ‘iemand’ slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.
En dan lezen we dat dit gebeurt in de helft van een week.
(Meer over die 70 weken tijdlijnen vind je op de webpagina over dit onderwerp. Klik hier.)

Toen Jezus stierf heeft Hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden omdat Hij het ultieme offer was waar alle offers op sloegen. De zonden werden afgesloten en eeuwige gerechtigheid van God is openbaar geworden. In Daniël zien we dat 'hij' in de helft van de week slachtoffer en spijsoffer zal doen ophouden.

Nog eens.
De Messias, ofwel de Gezalfde, zal worden, of vanaf onze tijd gerekendis, uitgeroeid NA de 69ste jaarweek, dat is dus IN de zeventigste jaarweek. Die 70ste jaarweek zijn de laatste zeven jaar van de zeventig weken (=490 jaar) die zijn bepaald door God om de zonde af te sluiten en eeuwige gerechtigheid te brengen.
Wat geprofeteerd was over die 70 (jaar)weken is vervuld. De stad Jeruzalem was herbouwd in die eerste 7 (jaar)weken. De Messias, de Gezalfde, werd uitgeroeid in de 70ste (jaar)week.

Dan lezen we over een tijds aanduiding. “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden”.
Gaat het hier nog steeds om een jaarweek, of gaat het hier om een week van zeven dagen?
(Meer over mijn gedachten/onderzoek over die 70 weken vind je op deze webpagina.)

Profetieën hebben vaak dubbele lagen van vervulling. Hier, in Daniël 9:27 denk ik dat ook te zien. Stel dat de eerste laag werd vervuld door Jezus en de tweede laag vervuld zal worden door de anti-Jezus, of, de Antichrist zoals we hem noemen, dan zal de Antichrist aan het begin van de laatste 3½ jaar ook een einde maken aan de slacht- en spijsoffers.

Men is het er over het algemeen over eens dat de "verwoester" de Antichrist is. Als we Matheus 24:15 en 2 Tessalonisenzen 2:4 lezen, dan zien we duidelijk dat hier inderdaad sprake is van de Antichrist.

De Antichrist zal, wanneer hij zich in de tempel zet, het offeren zal doen ophouden. Dat is het offeren wat gebeurd als de tempel weer herbouwd is, en het ziet er naar uit dat dit binnenkort gaat gebeuren. In dit geval is de eerste laag de vervulling door Jezus en de tweede laag de vervulling door de anti-Jezus ofwel de Antichrist. Jezus tijdens zijn bediening van 3½ jaar op de aarde tot aan zijn hemelvaart, de Antichrist in de laatste 3½ jaar voordat Jezus Zijn Koninkrijk zal vestigen op de aarde. 

Er wordt in de tekst ook gesproken over een verbond.
Maar welk verbond wordt hier bedoeld?
Het moet een bestaand verbond zijn want het wordt ‘bevestigd’, of ‘zwaar gemaakt’ of ‘versterkt’.
Is het het verbond dat God met het Abraham sloot en dat Jezus dat verbond bevestigt?
In de bijbel kan ik niet vinden dat de Antichrist een verbond sluit.

Een verbond kan alleen maar ‘bevestigd’ of ‘versterk’ worden als het al gesloten is.

Er zal, zeer waarschijnlijk in onze tijd, een verbond gesloten worden met de Joden nog voordat de tweede helft van die laatste jaarweek ingaat. Door dit verbond zal het mogelijk worden dat de tempel herbouwd gaat worden. En als de tempel er eenmaal is, en het offeren weer begonnen zal zijn, zal op een gegeven moment de Antichrist komen en zich zetten in de tempel om aan zich te laten zien dat hij een god is. Dan zullen de laatste 3½ jaar ingaan. Zo'n verbond kan niet bedoeld zijn omdat het Jezus is/was die een verbond versterkte/bevestigde.

Terug naar Daniël.
“in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden”

Dat zou dan zijn in het jaar 28, de helft van de 70ste (jaar)week.

Zo gebeurt het ook hier in Daniël 9:27. 

De tijd waarin Israël tijdelijk buiten beeld is wordt door God in de profetieën buiten beeld gehouden. In deze profetie ook zo. 

In een adem gaat de profetie door met: “en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” 
Wat hier staat valt buiten de 70 jaar profetie. Het is een eindtijd profetie.

Die verwoester zal de offers in de nieuwe tempel weer stoppen.

Deze Antichrist, de verwoester, zal er zijn tot aan de voleinding toe. Zowel Jezus als Paulus spreken over die verwoester. De verwoester, die zich zal zetten in de tempel Gods. Uit de betreffende bijbelgedeelten blijkt, dat die verwoester komt vlak voor Jezus' wederkomst.


Mattheüs 24:15

"15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan (wie het leest, geve er acht op) laten dan wie in Judea zijn,...."
en:

2 Thessalonisenzen 2:4

"4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is."

Die tempel zal dus herbouwd moeten worden vóórdat Jezus terugkomt. En ook de offers zullen weer ingesteld worden. Het offer van Jezus wordt immers niet erkent door de Joden. Zij zullen, zoals ze ook vroeger deden, hun vertrouwen niet op de Here hun God stellen, maar op een buitenlandse mogendheid. In dit geval niet Egypte, maar de machthebber uit een land ten Noorden van Israël.
Zij zullen hun vertrouwen stellen in de dwaze herder. Zacharia 11:15-17


U vraagt zich misschien af hoe dat nu zo zeker is, dat de tempel herbouwd zal worden?
Dit is een gevolgtrekking op het lezen van de eerder genoemde teksten uit Mattheus 24 en 2 Tessalonisenzen 2.
Jezus spreekt over de gruwel der verwoesting die op de heilige plaats zal staan.
Paulus heeft het over dezelfde persoon en vult daarbij aan dat die zich in de tempel Gods zet.
Als de mens der wetteloosheid, ofwel de zoon des verderfs, ofwel de gruwel der verwoesting zich zet in de tempel Gods, dan is het niet zo moeilijk om tot de conclusie te komen, dat die er dan ook moet zijn. Pogingen van sommige mensen om deze gebeurtenis terug te brengen tot de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. leiden schipbreuk op de volgende argumenten.

Jezus plaatst in Mattheus 24:15 het tijdstip van het zien staan van de gruwel der verwoesting, vlak voor de grote verdrukking (vs.21). Die grote verdrukking is niet de verdrukking geweest in het jaar 70 na Chr., want in vs.29 zegt Jezus: "Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden.....vs.30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel ....en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels..."

Het zal toch ieder duidelijk zijn, dat beide gebeurtenissen nog niet zijn geweest. Ook Paulus spreekt over deze dingen op dezelfde manier. Hij plaatst het staan van de zoon des verderfs in de tempel Gods vlak voor Jezus' wederkomst.

Daniël 12:11 "En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend driehonderd en negentig dagen".

Weer gebeurt er iets met het dagelijks offer. Dit is niet hetzelfde waar we in Daniël 9:27 over lezen. Toen heeft Jezus het "doen ophouden".
Hier in Daniël 12:11 wordt het woord "gestaakt" gebruikt.

Het offeren wordt gestaakt. Hetzelfde vers zegt dat er een gruwel wordt opgericht. Een gruwel is een afgod in Gods ogen. Maar in de ogen van de mensen is het een god.
Later komen we terug op de vraag wie die Antichrist en zijn profeet zijn, het zal duidelijk worden dat zij geestelijke leiders zijn en grote wonderen verrichten.

Daniël 8:11 is in dit verband ook interessant. Antiochus is hier weer een type van de antichrist.
"Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en zijn heilige woning werd neergeworpen. En een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijkse offer."

Uit een ander bijbelgedeelte weten we, dat de gruwel der verwoesting, ofwel de Antichrist, zijn werk 1260 dagen zal doen. Toch wordt in Daniël 12:11 gesproken over 1290 dagen. Ik kan wel veronderstellingen naar voren brengen over die extra 30 dagen maar die worden niet door de bijbel bevestigd voor zover ik dat kan zien.

Zoals al eerder gezegd, is Antiochus IV een type van de Antichrist. Antiochus maakte een einde aan de tempeldienst door een beeld van zijn god (Zeus) in de tempel neer te zetten, en door zichzelf als een god te laten aanbidden. De Antichrist zet zichzelf neer in de tempel. Hij is het beeld van zijn vader, de duivel. Hij wil zich ook laten vereren als een god. Net als in de tijd van Antiochus zullen er ten tijde van de Antichrist "verstandigen" zijn die "velen tot inzicht zullen brengen", maar zij zullen vervolgd worden. Het zal dan een tijd van verdrukking zijn zoals er nog nooit geweest is.

En wat er in Daniël 11:36 gezegd wordt over Antiochus, zal ook gezegd kunnen worden over de antichrist.
"En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde dingen spreken, en hij zal voorspoedig zijn totdat de maat der gramschap vol is, want wat vastbesloten is, geschiedt."

Als de maat van Gods toorn vol is, zal Hij zijn toorn uitgieten over deze aarde op "de grote en geduchte dag des Heren".

Gelukkig hoeft dit beeld ons geen angst aan te jagen,
"want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is..." ( 1 Thes.5:9 )

Tot zover Daniël 11 en het gedeelte over de gruwel der verwoesting uit Daniël 9.


Gezichten in Daniël over het vierde rijk

OPMERKINGEN BIJ TEKSTENBLAD 2a


Daniël 2:33

"zijn benen van ijzer, zijn voeten deels van ijzer deels van leem."

Het beeld dat Nebukadnessar zag had twee benen van ijzer. Alle delen van het lichaam beelden een koninkrijk uit, zo ook deze benen. Het is het vierde koninkrijk.


Daniël 2:40

"en een vierde koninkrijk zal hard zijn als ijzer; juist zoals ijzer alles verbrijzelt en vermorzelt; en gelijk ijzer, dat vergruizelt, zal dit die allen verbrijzelen en vergruizelen."

Het eerste was het Babylonische of Chaldeeuwse rijk. Het tweede rijk was van de Meden en Perzen. Het derde rijk is het rijk van de Grieken. Tot nu toe hebben we nog niet kunnen vaststellen welk rijk dat vierde rijk is, maar we komen daar beslist aan toe. En dan is er nog een vijfde rijk. Het rijk dat voorgesteld wordt door de voeten en tenen van ijzer en leem.

Die voeten horen bij die benen van ijzer, maar zijn toch ook weer anders, want ze zijn niet uitsluitend van ijzer. Dat vierde rijk zal dus een verandering ondergaan.


Het vierde rijk vanuit Daniël 7

We hebben gezien hoe Daniël de droom aan Nebukadnessar uitlegt. Later ziet Daniël zelf een visioen (in Daniël 7). We zagen al eerder, dat de daar genoemde dieren overeenkomen met de delen van het grote statenbeeld. Elk dier stelt, net als elk deel van het beeld, een koninkrijk voor. Het vierde dier is een bijzonder dier. Net als bij het beeld de benen het vierde rijk aangeven, zo is het vierde dier ook een beeld van het vierde rijk.


Daniël 7:7 (a+b)

"Daarna zag ik in de nachtgezichten en zie, een vierde dier, vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk; het had grote, ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten; en dit dier verschilde van alle vorige, en het had tien horens."

"...dit vierde dier, verschilde van alle vorige en het had tien horens."

De tien horens komen overeen met de tien tenen van het beeld wat Nebukadnessar in zijn droom zag. Dat het verschilde van alle vorige is opvallend. De eerste rijken waren Keizerrijken. Dit vierde rijk is anders. In eerste instantie is het hard als ijzer en vermorzeld alles, maar in tweede instantie is het een samengesteld rijk, weliswaar heeft het iets van de hardheid van de eerste periode dat het regeerde, maar toch is het anders. Het heeft tien tenen, volgens het statenbeeld, of tien horens volgens het vierde dier.


Daniël 7:23

"Hij sprak aldus: Dat vierde dier is het vierde koninkrijk, dat op aarde zal zijn, dat verschillen zal van alle andere koninkrijken, en dat de gehele aarde zal verslinden en haar zal vertreden en vermorzelen."

Dit vers zegt duidelijk dat dit vierde dier het vierde koninkrijk is. Het zal een wereldmacht zijn.
Vers 7b. zegt dat dit dier 10 horens had.
Vers 24 legt uit wat die tien horens betekenen:
"En de tien horens - uit dat koninkrijk zullen 10 koningen opstaan."


TIEN Koningen

Die tien koningen zullen voortkomen uit dat vierde rijk. Ze maken tevens deel uit van dat vierde rijk, net zoals tenen deel uitmaken van de voeten en horens van het beest.

Er zijn uitleggers die beweren, dat deze tien koningen tien opeenvolgende regeringen voorstellen. Dus de ene koning staat op nadat de andere koning zijn koningschap heeft neergelegd.
Deze uitlegging lijkt mij niet juist, en wel om twee redenen:


De eerste reden:

Daniël 7:8

"Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak."
Daniël zag tien horens, waartussen zich een andere kleine horen verhief. Drie van die 10 horens werden uitgerukt door die kleine horen.


Daniël 7:24

"En de tien horens; uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en na hen zal een ander opstaan; die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen."
Er zal een nieuwe koning opstaan (de kleine horen), die drie koningen ten val zal brengen. In een reeks van opeenvolgende koningen kan een nieuwe koning altijd alleen maar de laatste koning ten val brengen en niet de drie voorlaatsten.


De tweede reden, dat het hier niet gaat om een reeks van opeenvolgende koningen, zullen we nu bespreken: Openbaringen spreekt ook over een beest met zeven koppen en tien horens. Openbaring 13:1 (Zie Tekstenblad 2b vak E)

Openbaring 13:1

"en hij bleef staan op het zand der zee. En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering."


Openbaring 17:3,12,13

"3 En hij voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens.
12 En de tien horens, die gij zaagt, zijn tien koningen, die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar een uur ontvangen zij macht als koningen met het beest.
13 Dezen zijn een van zin en geven hun kracht en macht aan het beest."

Deze horens zijn tien koningen die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar zij zullen samen met de antichrist (die de elfde horen is) macht ontvangen. Alleen als die tien koningen tegelijk koning zijn, kunnen zij samen met de antichrist regeren.

Weer terug naar de beschrijving van dat vierde beest. Dit beest heeft dus tien horens

(Zie ook tekstenblad 2b laatste kolom)


Daniël 7:24

"En de tien horens; uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en na hen zal een ander opstaan; die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen."

Uit dat vierde rijk zullen tien koningen opstaan.
We hebben net al gezien, dat er geen reeks van koningen zal zijn, maar een groep van tien koninkrijken. De droom van Nebukadnessar, waarin hij het statenbeeld zag, spreekt ook over die groep van tien koningen. Nebukadnessar zag voeten met tenen. Het staat er wel niet, maar voeten hebben normaal gesproken tien tenen. Van deze tien wordt iets gezegd.

(zie ook blad 2 vak E)


Daniël 2:41-43

"41 En dat gij de voeten en de tenen gezien hebt deels van pottenbakkersleem en deels van ijzer, betekent, dat dit een verdeeld koninkrijk wezen zal: wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich hebben, juist zoals gij gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem,
42 en de tenen der voeten deels van ijzer en deels van leem; ten dele zal dat koninkrijk hard zijn, en ten dele zal het broos zijn.
43 Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem."

Die voeten en tenen bestaan uit verschillende materialen. IJzer en kleiachtig leem.
Die vermenging geeft aan, dat die tien koningen zich door huwelijksgemeenschap, ofwel door een verbond, vermengen, maar met elkaar geen samenhangend geheel vormen.

(zie ook blad 2 vak E)


Daniël 7:8 en 24b, 25

"8 Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.
24 b... en na hen zal een ander opstaan; die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen.
25 Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd;"

Nadat die tien koningen in een verbond zijn samengegaan, zal een ander opstaan (de kleine horen). Die koning (de Antichrist) zal anders zijn dan de tien koningen. Drie van die tien koningen zullen door hem ten val worden gebracht.

We zullen het hierna gaan hebben over die kleine horen, die een beeld is van de Antichrist.

(Zie ook, blad 2 vak F)


De kleine hoorn - de gruwel der verwoesting

Daniël spreekt op vijf plaatsen over de gruwel der verwoesting, die de antichrist is.

  1. Daniël 7:8
  2. Daniël 8:9-12, 24-25 (hier gaat het over Antiochus IV Epifanes, maar het is een dubbelprofetie, zo blijkt uit 25b.)
  3. Daniël 9:26-27
  4. Daniël 11:31
  5. Daniël 12:5-13

We zullen deze bijbelgedeelten met elkaar vergelijken en zien wat we daarvan kunnen leren. (De meeste teksten staan ook op tekstenblad 2a en 2b)


Daniël 7:24-25

"En de tien horens; uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en na hen zal een ander opstaan; die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen.
Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd;"

Tien koningen zullen gelijktijdig regeren. Deze tien koningen zullen aan de macht zijn als de kleine horen opkomt. De kleine horen, ofwel de koning die door die horen wordt voorgesteld, zal drie van de nog tien regerende koningen ten val brengen. Ook zal hij woorden van grootspraak spreken tegen de Allerhoogste, tegen God. Die elfde koning zal ook strijd voeren (7:21) tegen de heiligen en hen zelfs overwinnen.
Het tijdsbestek waarbinnen de elfde koning dit allemaal zal doen, zal zijn: een tijd, tijden en een halve tijd.

Wanneer is die tijd: een tijd, tijden en een halve tijd?

Die "tijd, tijden en een halve tijd" is de tijd die aan verdrukker van de heiligen is gegeven, hij is de "gruwel der verwoesting".



De gruwel der verwoesting uit Daniël, wordt door de Heer aangeduid als iemand, die op de heilige plaats zal staan. Mattheüs 24:15

Als dat moment is aangebroken is het tijd om overhaast te vluchten als je in Judea woont.

(zie ook blad 2 vak F)


Mattheüs 24:21

"Want er zal dan een grote verdrukking zijn...."

Ook Paulus spreekt over deze gebeurtenis.

2Thessalonisenzen 2:1, 3-4

"1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, ....
3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs,
4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is."

Paulus zegt hier: voordat wij verenigd zullen worden met onze Here Jezus Christus bij zijn komst, moet de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs, de tegenstander, zich verheffen en zich in de tempel Gods zetten.

De grote verdrukking zal dus beginnen nadat de gruwel der verwoesting zich openbaart in de tempel. Die grote verdrukking zal 3½ jaar duren. En zal er zijn voordat Jezus weerkomt en wij verenigd zullen worden met Hem.

Daniël is niet de enige die spreekt over 'een tijd, tijden en een halve tijd'. Openbaring spreekt hier ook over. We komen op Openbaringen nog uitgebreid terug en zullen ons daarom hier alleen bezig houden met het tijdselement.  Openbaringen 12 spreekt over een vrouw, haar kind en de draak. Vers 6 vertelt dat de vrouw vluchtte naar de woestijn. Vers 14 laat zien dat er voor haar gezorgd zal worden in de woestijn voor de tijd van 'een tijd, tijden en een halve tijd'.

Maar het begint bij vers 6.

(zie ook blad 2 vak F)


Openbaring 12:6

"6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden."

De vrouw zou daar 1260 dagen, door God onderhouden worden.
Na vers 6 zien we dat de duivel uit de hemel wordt geworpen. En dan staat er in:

Openbaring 12:13

"En toen de draak (d.i. de duivel -vs.9) zag, dat hij op de aarde was geworpen vervolgde hij de vrouw, die het mannelijk kind gebaard had." (dat is het volk Israël).
Vers 14 vertelt dan in feite hetzelfde als vers 6.

Openbaring 12:14

"En aan de vrouw werden twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar haar plaats, waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang, een tijd, tijden en een halve tijd."

Zoals al gezegd: vers 6 en 14 vertellen hetzelfde verhaal. In vers 6 wordt die periode: 1260 dagen genoemd. En in vers 14 is dat: een tijd, tijden en een halve tijd.

Een tijd, tijden en een halve tijd is dus gelijk aan 1260 dagen. Dit is een periode van 3½ jaar. Een tijd is dus: 1 jaar; tijden: 2 jaar; en een halve tijd: een half jaar.

De tijd dat de antichrist zijn verwoestende werk zal doen is dus beperkt tot 3½ jaar. Dit blijkt ook uit Opb.13, maar daar komen we nog op terug. Die antichrist zal aan het einde van die 3½ jaar door Jezus gedood worden.


2 Thessalonisenzen 2:8

"Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here Jezus doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt."

We hebben nu dus vastgesteld waar de antichrist zich zal openbaren, n.l. "...in de tempel Gods". (2 Thessalonisenzen 2:4)
En hoelang hij zijn schrikbewind zal uitvoeren:
"...een tijd, tijden en een halve tijd." D.i. 3½ jaar.
En we hebben ook vastgesteld wanneer dat zal zijn: vanaf 3½ jaar voor de terugkomst van Jezus en en onze vereniging met Hem. De conclusie is dan ook, dat wij -als wij dan nog in leven zijn- de grote verdrukking zullen meemaken.

Laten we, nu we weten dat de antichrist zich in de komende tijd zal openbaren, ons nog wat meer verdiepen in wie hij is en in wat hij gaat doen. Niet omdat het zo fijn is ons met hem bezig te houden, maar om hem te kunnen ontmaskeren als de antichrist als hij zich openbaart.

Jezus plaatst het optreden van de antichrist aan het begin van de grote verdrukking.
Wat er in Mattheus 24 gezegd wordt over de grote verdrukking wordt ook gezegd in Lucas 21. Dezelfde dingen worden hier beschreven. Alleen is er de toevoeging in vers 20:

Lucas 21:20

"Zodra gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is."
Vers 21 gaat dan verder:
"Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen...." Judea is wat men tegenwoordig noemt de Westbank.

Mattheüs 24:15,16 en 20

"15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan (wie het leest, geve er acht op) laten dan wie in Judea zijn, 16 vluchten naar de bergen.
....20 Bid, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat."

Deze teksten laten, in samenhang met Lucas 21, zien, dat Jeruzalem omsingeld zal worden door legerkampen en dat de gruwel der verwoesting zich in de tempel zet "om aan zich te laten zien, dat hij een god is."

De Antichrist zal zich in de tempel zetten. Hij zal zich voordoen als een god.
Alles wat in Daniël 8:10-12 en 24-25 is geprofeteerd zal hij vervullen.

(teksten lezen op blad 2-kolom F en G.)

De teksten op blad 2 in de vakken F en G, geven een goed beeld van de antichrist.

Deze antichrist zal....

Daniël 7:8

... een mond vol grootspraak hebben

7:21

... strijd voeren tegen de heiligen en hen overwinnen

7:24b

... drie koningen ten val brengen.

7:25b

... tijden en wet veranderen.

8:11

... het offeren aan God doen ophouden.

8:24

... grote kracht hebben, en alles wat hij onderneemt zal hem gelukken.
... sluw zijn en bedrog plegen.

8:25

... zich in zijn hart verheffen.

Mattheüs 24:21

... de grote verdrukker zijn.

2Thessalonisenzen 2:4

... aan zich laten zien, dat hij een god is.

Openbaring 13:4

... zijn macht krijgen van zijn vader: de duivel.

Maar, zoals we al eerder zagen, zal de hem gegeven macht slechts 3½ jaar duren, en dan zal hij door de adem van Jezus worden gedood.

Jezus is de ware Messias. Hij is de ware Christus. Geen antichrist kan standhouden tegen Hem, al is het de zoon des verderfs.

In deel 3 zullen we het gaan hebben over Openbaring 12




Ga terug naar deel 1Ga door naar deel 4Ga door naar deel 3

 

Leviticus 25:8

8 Voorts zult gij u zeven jaarsabbatten tellen, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen van de zeven jaarsabbatten negenenveertig jaren zijn.

Jesaja 9:6-7

6 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. 7 Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit doen.

Zacharia 9:9-10

9 Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong.
10 Dan zal Ik de wagens uit Efraim en de paarden uit Jeruzalem tenietdoen, ook de strijdboog wordt tenietgedaan; en hij zal de volken vrede verkondigen, en zijn heerschappij zal zich uitstrekken van zee tot zee, en van de Rivier tot de einden der aarde.

Zacharia 11:15-17

"15 Toen zeide de Here tot mij: Neem u nog eens de uitrusting van een dwaze herder; 16 want zie, Ik stel een herder in het land: naar wat verdelgd dreigt te worden, zal hij niet omzien; het verstrooide zal hij niet opzoeken, het gewonde zal hij niet trachten te helen, het uitgeputte zal hij niet verzorgen; maar het vlees van de vette beesten zal hij eten, en hun hoeven zal hij afrukken. 17 Wee de nietswaardige herder, die de schapen verlaat: het zwaard over zijn arm en zijn rechteroog! Verdorren zal zijn arm, verduisterd worden zijn rechteroog."

Danël 7:8

8 Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.

Daniël 8:9-12, 24-25

9 "En uit één daarvan kwam weer een horen voort, die klein begon, maar die zeer groot werd tegen het zuiden, tegen het oosten en tegen het Sieraad, 10 ja, zijn grootheid reikte tot aan het heer des hemels, en hij deed er van het heer, namelijk van de sterren, ter aarde vallen, en vertrapte ze. 11 Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en zijn heilige woning werd neergeworpen. 12 En een eredienst werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer; en hij wierp de waarheid ter aarde, en wat hij ook deed, gelukte hem." "24 En zijn kracht zal sterk zijn – maar niet door eigen kracht – en op ontstellende wijze zal hij verderf brengen, en wat hij onderneemt zal hem gelukken; machtigen zal hij verderven, ook het volk der heiligen. 25 En door zijn sluwheid zal hij het bedrog dat hij aanwendt, doen gelukken; hij zal zich in zijn hart verheffen, en onverhoeds velen verderven. Ook tegen de Vorst der vorsten zal hij optreden, doch zonder mensenhanden zal hij vernietigd worden."

Daniël 9:26-27

"26 En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. 27 En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is."

Daniël 11:31

"31 Dan zullen strijdmachten door hem op de been gebracht worden; zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden en een gruwel oprichten, die verwoesting brengt."

Daniël 12:5-13

"5 En ik, Daniël, zag en zie, daar stonden twee anderen, de een aan deze oever van de rivier, en de ander aan gene oever der rivier, 6 en de een zeide tot de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond: hoelang toeft het einde dezer wonderbare dingen? 7 Toen hoorde ik de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond, zweren bij Hem die eeuwig leeft, terwijl hij zijn rechter- en zijn linkerhand naar de hemel hief: Een tijd, tijden en een halve tijd; en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn. 8 Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet en zeide: Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen? 9 Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd. 10 Velen zullen zich laten reinigen en zuiveren en louteren, maar de goddelozen zullen goddeloos handelen; en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan. 11 En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen; 12 welzalig hij die blijft verwachten en duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt. 13 Maar gij, ga het einde tegen, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen."

Mattheüs 24:15

"15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan (wie het leest, geve er acht op) laten dan wie in Judea zijn,...."