Het opvallende aan deze profetie, die we in het eerste deel van deze bijbelstudie hebben doorgenomen, is, dat die zo lang is en uiterst gedetailleerd.
De laatste 5 verzen (40-45) zijn uitgesproken voor de eindtijd, maar alle voorgaande verzen gaan over een periode die al geweest is. D.w.z. op het moment dat Daniël deze profetie hoorde moest het nog gebeuren, maar voor ons die in de eindtijd leven is dit allemaal geschiedenis.
Het boek Daniël is een boek dat geschreven is voor hen die in de eindtijd leven.
"Maar u, Daniël, houd deze woorden geheim en verzegel dit boek tot de tijd van het einde."
Waarom zou God zo'n lange en gedetailleerde profetie geven over een periode die in de eindtijd geschiedenis zal zijn?
De betrouwbaarheid van een profeet is af te meten aan het uitkomen van het geprofeteerde.
"Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem."
Daniël heeft veel geprofeteerd over de eindtijd. Als hij alleen over de eindtijd geprofeteerd zou hebben, zouden wij geen mogelijkheid hebben gehad om te beoordelen of deze profeet woorden van God spreekt.
Nu in de profetieën van Daniël echter grote gedeelten zitten die inmiddels voor 100% zijn uitgekomen, weten we dat deze profeet inderdaad de woorden van God doorgeeft.
Ook het feit, dat deze profetieën letterlijk zijn uitgekomen geeft iets aan.
Het is toch logisch, als een profetie al voor b.v. 80% letterlijk is uitgekomen, d.w.z. dat het geprofeteerde zo is gebeurd als het is voorzegd, het resterende gedeelte net zo letterlijk uit zal komen?!
De uiterste precisie waarmee de Griekse geschiedenis is voorzegd en uitgekomen, garandeert dat het voorspelde over de eindtijd net zo precies is voorzegd en ook zo letterlijk zal uitkomen.
ANTHIOCHUS IV EPIFANES
Deze koning krijgt de meeste aandacht in deze profetie. Ongeveer de helft van het reeds vervulde deel. Het is de laatste koning van het Griekse rijk en hij is in menig opzicht een type van de antichrist die in de eindtijd zal opstaan.
Door vergelijk met Daniël 9 -de profetie aangaande de zeventig jaarweken- blijkt dat de gruwel der verwoesting zoals die in Daniël 11 genoemd wordt (Anthiochus IV) een type is van de gruwel der verwoesting uit Daniël 9:27.
Het is, denk ik, goed om die teksten uit Daniël 9 er bij te pakken en te kijken wat we daaruit kunnen leren.
“Bij het begin van uw smeekbeden is er een woord uitgegaan en nu ben ik zelf gekomen om u dat te vertellen, want u bent zeer gewenst. Begrijp dan dit woord en krijg inzicht in het visioen.
24 Zeventig weken zijn er bepaald
over uw volk en uw heilige stad,
om de overtreding te beëindigen,
de zonden te verzegelen,
de ongerechtigheid te verzoenen,
om een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen,
om visioen en profeet te verzegelen,
en om de Heiligheid van heiligheden te zalven.
25 U moet weten en begrijpen:
vanaf de tijd dat het woord uitgaat
om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen
tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken.
Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden,
maar wel in benauwde tijden.
26 Na de tweeënzestig weken
zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.
Een volk van een vorst, een volk dat komen zal,
zal de stad en het heiligdom te gronde richten.
Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed
en tot het einde toe zal er oorlog zijn,
verwoestingen waartoe vast besloten is.
27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang.
Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.
Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste "
Laten we eerst vaststellen wat er met die term "week" bedoeld wordt. We hebben al eens eerder gezien dat dagen worden genoemd als voorbeeld en het later jaren werden. Denk maar aan de veertig dagen dat de verspieders in het land waren en de veertig jaar die Israël de woestijn in moest. Een jaar voor een dag.
Letterlijk betekent het woord "weken" zeventallen.
Een week heeft zeven dagen en is dan in Daniël "7 jaar"
(Vergelijk ook Leviticus 25:8.)
Om te begrijpen hoe de telling van die weken loopt moeten we de profetie volgen.
"zeventig weken zijn bepaald over uw volk, en uw heilige stad,
om de overtreding te voleindigen,
de zonde af te sluiten,
de ongerechtigheid te verzoenen,
en om eeuwige gerechtigheid te brengen,
gezicht en profeet te bezegelen,
en iets allerheiligst te zalven."
Er zijn zeventig weken bepaald om de zonde af te sluiten en om eeuwige gerechtigheid te brengen. Wanneer is dat?
Wanneer werd eeuwige gerechtigheid openbaar?
Toen Jezus op aarde kwam en voor ons stierf.
"21 Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de Wet en de Profeten is getuigd: 22 namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid."
In die zeventig weken = jaarweken = 490 jaar zal dus de ongerechtigheid verzoend worden.
Wanneer begint die periode van 70 jaarweken?
"U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden."
Er zijn, naar ik begrepen heb, verschillende uitleggingen over deze 70 weken. Om te beginnen is er geen overeenstemming over de begindatum. De één zegt het was 453 v.Chr., de ander beweert, nee het was 458 v.Chr. De vraag is of het belangrijk is welke begindatum van die profetie het precies is. We zullen straks zien dat die aanvang jaartallen, voor alsnog, eigenlijk niet zo belangrijk zijn, want wat er na die 69ste jaarweek gebeurd is duidelijk omschreven.
Die zeventig weken beginnen dus op “vanaf de tijd dat het woord uitgaat....”
Dit was in 458 v.Chr. (nemen we even aan) toen koning Artachsasta Nehemia toestemming gaf Jeruzalem te herbouwen.
De herbouw heeft 7 (jaar)weken geduurd, d.i. 49 jaar. (Jubeljaar = 7x7)
"En tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven."
62 weken = 434 jaar. Dit loopt dus tot aan de tijd dat Jezus hier op aarde was
"Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.”
"Na die eerste 7 weken komen er nog 62 weken voordat de Messias zou worden uitgeroeid (sterven.) 62 weken = 434 jaar. Totaal dus 69 weken.
Deze periode loopt dus tot aan de tijd dat Jezus hier op aarde was. "
Voor alle duidelijkheid: Als er staat dat de Messias zal worden uitgeroeid NA de laatst genoemde 62 weken, dat is dus feitelijk NA in totaal 69 weken, dan gebeurt dat dus in de zeventigste week.
Wie is die Messias (gezalfde) waar niets tegen was en toch werd uitgeroeid ?
Voor zover ik weet is er ooit maar één gezalfde geweest waar niets tegen was: Jezus.
Jezus is uitgeroeid terwijl er niets tegen Hem was.
Dan nu het tweede gedeelte van deze tekst:
“... en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom ten gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.”
Het volk van een vorst die komen zal.
Eeuwen lang heeft men aangenomen dat die vorst de Romeinse keizer Titus was. Want onder Titus’ leiding is Jeruzalem, inclusief de tempel, verwoest in 70 na Chr. Maar Titus' einde viel op 13 september 81. Hij stierf aan de gevolgen van koorts, en dat had niets te maken met “de overstroming” zoals genoemd wordt in deze tekst.
Vrijwel alle Bijbel-geleerden verklaren “de overstroming” als een gebeurtenis aan het einde van de tijden, ofwel vlak voor, of wanneer Jezus terug komt.
Er is nog een reden dat niet Titus bedoeld wordt met die vorst die komen zal.
Het duidelijkst komt dat naar voren als we zien dat Jezus in Mattheus 24 laat zien dat die gruwel der verwoesting een persoon is die zich op de heilge plaats zal zetten.
Paulus laat zien dat die gruwel der verwoesting zich in de tempel zal zetten om aan zich te laten zien dat hij een god is. Dit heeft Titus nooit gedaan. Volgens de geschiedschrijvers wilde Titus helemaal niet de tempel verwoesten.
De stad en de tempel werden wel verwoest in 70 na Chr, maar die vorst, Titus, was slechts een schaduwbeeld van de toekomstige vorst. Net zoals Anthiochus IV Epifanus.
Die vorst die komen zal is dus niet Titus, maar wie dan wel?
We moeten die zin eens goed lezen.
Het gaat om het volk van een vorst die komen zal in de eindtijd. Maar de Romeinen hebben toch Jeruzalem en de tempel verwoest?
Dat zou je denken, maar het ligt toch wat ingewikkelder. Het was wel Titus die Jeruzalem belegerde, maar zijn soldaten, het volk, kwamen niet uit Europa. Titus kwam met 4 legioenen naar Judea:
Het 10e legioen (Fretensis),
het 15e legioen (Appolinaris),
het 12e legioen (Fulminata) en
het 5e legioen (Macedonia).
Al deze legioenen namen deel aan de vernietiging van Jeruzalem, maar het was het 10e legioen dat door de muur brak en de tempel in brand stak.
Elk legioen bestond uit verschillende cohorten. Het tiende legioen was samengesteld uit soldaten die kwamen uit Syrië, Turkije en Arabië. En dat zijn nu precies de volken waar Jezus bij zijn wederkomst ten strijde tegen zal trekken. Het zijn ook nog eens de volken waaruit de Antichrist zal voortkomen.
Nog eens die tekst:
“en het volk van een vorst die komen zal”.
Die vorst die komt, komt in de eindtijd, maar het volk waaruit hij voort komt, en dat in 70 na Chr. Jeruzalem en de tempel verwoestte, zijn de Turken, Syriërs en Arabieren. En dat volk zal weer ten strijde trekken tegen Jeruzalem.
Later meer hierover.
"“Na de tweeënzestig weken (dus in de 70ste week zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.
Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten.
Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is.
27 Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.
Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste."
Wie is wie?
Men neemt aan dat de ‘hij’, die het verbond zal versterken, de antichrist is. En die antichrist sluit dan een verbond met velen. Vaak wordt gedacht dat het om een vredesverbond gaat.
Ik denk dat dit niet in die tekst staat.
Wat staat er wel?
Laten we eens kijken naar de grammatica in vers 26.
“Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.”
Wie is het onderwerp in deze zin?
Ik denk dat iedereen het met me eens is dat het hier gaat om ‘de Messias’.
De tweede zin is: “Een volk van een vorst, een volk dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten.”
Als ik anderen vraag wie of wat het onderwerp van deze zin is, komt men, na het nog eens goed te lezen, er op uit dat het onderwerp ‘een volk’ is. Die vorst, die daar genoemd wordt, is duidelijk niet het onderwerp.
Dan krijgen we nog een nadere toelichting over die stad en het heiligdom.
“Het einde ervan zal zijn in de overstromende vloed en tot het einde toe zal er oorlog zijn, verwoestingen waartoe vast besloten is.”
Hier wordt géén persoon genoemd.
Dan krijgen we het volgende vers.
“Hij zal voor velen het verbond versterken (of bevestigen) één week lang.
Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden.”
Deze zin begint met het woordje ‘Hij”.
Wie is die ‘Hij”?
Even logisch nadenken…
Hoeveel personen waren het onderwerp in de voorgaande tekst?
Ik denk dat je moet toegeven dat er maar één persoon was in die voorgaande tekst die het onderwerp was.
Dus is die ‘Hij’ die een verbond voor velen zal versterken ‘de Messias’.
Het gaat dus niet om de Antichrist die een verbond zou sluiten met de Joden.
Overigens een verbond wat bevestigd wordt kan alleen bevestigd worden als het er al is. Een bestaand verbond dus.
De Messias zal worden uitgeroeid in de 70ste (jaar)week.
Ook zal ‘iemand’ slachtoffer en spijsoffer doen ophouden.
En dan lezen we dat dit gebeurt in de helft van een week.
Toen Jezus stierf heeft Hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden omdat Hij het ultieme offer was waar alle offers op sloegen. De zonden werden afgesloten en eeuwige gerechtigheid van God is openbaar geworden. In Daniël zien we dat 'hij' in de helft van de week slachtoffer en spijsoffer zal doen ophouden.
Nog eens.
De Messias, ofwel de Gezalfde zal worden uitgeroeid NA de 69ste jaarweek, dat is dus IN de zeventigste jaarweek. Die 70ste jaarweek zijn de laatste zeven jaar van de zeventig weken (=490 jaar) die zijn bepaald door God om de zonde af te sluiten en eeuwige gerechtigheid te brengen.
Wat geprofeteerd was over die 70 (jaar)weken is vervuld. De stad Jeruzalem was herbouwd in die eerste 7 (jaar)weken. De Messias, de Gezalfde, werd uitgeroeid in de 70ste (jaar)week.
Dan lezen we over een tijds aanduiding. “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden”.
Gaat het hier nog steeds om een jaarweek, of gaat het hier om een week van zeven dagen?
Profetieën hebben vaak dubbele lagen van vervulling. Hier, in Daniël 9:27 denk ik dat ook te zien. Stel dat de eerste laag werd vervuld door Jezus en de tweede laag vervuld zal worden door de anti-Jezus, of, de Antichrist zoals we hem noemen, dan zal de Antichrist aan het begin van de laatste 3½ jaar ook een einde maken aan slacht- en spijsoffers.
Men is het er over het algemeen over eens dat de "verwoester" de Antichrist is. Als we Matheus 24:15 en 2 Tessalonisenzen 2:4 lezen, dan zien we duidelijk dat hier inderdaad sprake is van de Antichrist.
De Antichrist zal, wanneer hij zich in de tempel zet, het offeren doen ophouden. Dat is het offeren wat gebeurd als de tempel weer herbouwd is, en het ziet er naar uit dat dit binnenkort gaat gebeuren.
In dit geval is de eerste laag de vervulling door Jezus en de tweede laag de vervulling door de anti-Jezus ofwel de Antichrist.
Jezus tijdens zijn bediening van 3½ jaar op de aarde tot aan zijn hemelvaart, de Antichrist in de laatste 3½ jaar voordat Jezus Zijn Koninkrijk zal vestigen op de aarde.
Er wordt in de tekst ook gesproken over een verbond.
Maar welk verbond wordt hier bedoeld?
Het moet een bestaand verbond zijn want het wordt ‘bevestigd’, of ‘zwaar gemaakt’ of ‘versterkt’.
Is het het verbond dat God met het Abraham sloot en dat Jezus dat verbond bevestigt?
In de bijbel kan ik niet vinden dat de Antichrist een verbond sluit.
Een verbond kan alleen maar ‘bevestigd’ of ‘versterk’ worden als het al gesloten is.
Er zal, zeer waarschijnlijk in onze tijd, een verbond gesloten worden tussen de Joden en omringende volken.
Dit verbond zal er komen nog voordat de tweede helft van die laatste jaarweek ingaat. Door dit verbond zal het mogelijk worden dat de tempel herbouwd gaat worden. En als de tempel er eenmaal is, en het offeren weer begonnen zal zijn, zal op een gegeven moment de Antichrist komen en zich zetten in de tempel om aan zich te laten zien dat hij een god is.
Dit aanstaande verbond, wat het mogelijk maakt dat de tempel opnieuw gebouwd kan worden, is niet het verbond waar in Daniël 9 over gesproken wordt. Dat verbond werd bevestigd/versterkt door Jezus. Dat verbond is zeer waarschijnlijk het verbond dat God sloot met Abraham.
Terug naar Daniël.
“in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden”
Dat zou dan zijn in het jaar 30, op de helft van de 70ste (jaar)week.
In een adem gaat de profetie door met: “Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.”
Wat hier staat is een eindtijd profetie.
De eindtijd, waarin die verwoester (de Anti-christ) er zal zijn, zijn de laatste 3½ jaar voordat Jezus terugkomt.
De tijd tussen het einde van de eerste 3½ jaar en het begin van de laatste 3½ jaar, van die 70ste (jaar)week, is de tijd waarin Israël tijdelijk buiten beeld is. Men zegt dan dat dit de tijd van de genade is.
Die verwoester zal de offers in de nieuwe tempel weer stoppen.
Deze Antichrist, de verwoester, zal er zijn tot aan de voleinding toe. Zowel Jezus als Paulus spreken over die verwoester. De verwoester, die zich zal zetten in de tempel Gods. Uit de betreffende bijbelgedeelten blijkt, dat die verwoester komt vlak voor Jezus' wederkomst.
"Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen."
en:
"de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet."
Die tempel zal dus herbouwd moeten worden vóórdat Jezus terugkomt. En ook de offers zullen weer ingesteld worden. Het offer van Jezus wordt immers niet erkent door de Joden. Zij zullen, zoals ze ook vroeger deden, hun vertrouwen niet op de Here hun God stellen, maar op een buitenlandse mogendheid. In dit geval niet Egypte, maar de machthebber uit een land ten Noorden van Israël.
Zij zullen hun vertrouwen stellen in de dwaze herder. Zacharia 11:15-17
U vraagt zich misschien af hoe dat nu zo zeker is, dat de tempel herbouwd zal worden?
Dit is een gevolgtrekking op het lezen van de eerder genoemde teksten uit Mattheus 24 en 2 Tessalonisenzen 2.
Jezus spreekt over de gruwel van verwoesting die op de heilige plaats zal staan.
Paulus heeft het over dezelfde persoon en vult daarbij aan dat die in de tempel van God gaat zitten.
Als de mens van de wetteloosheid, ofwel de zoon van het verderf, ofwel de gruwel van de verwoesting gaat zitten in de tempel van God, dan is het niet zo moeilijk om tot de conclusie te komen, dat die er dan ook moet zijn. Pogingen van sommige mensen om deze gebeurtenis terug te brengen tot de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. leiden schipbreuk op de volgende argumenten.
Jezus plaatst in Mattheus 24:15 het tijdstip van het zien staan van de gruwel der verwoesting, vlak voor de grote verdrukking (vs.21). Die grote verdrukking is niet de verdrukking geweest in het jaar 70 na Chr., want in vs.29 zegt Jezus: "En meteen na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden...vs.30 En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen ....en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid."
Het zal toch ieder duidelijk zijn, dat beide gebeurtenissen nog niet zijn geweest. Ook Paulus spreekt over deze dingen op dezelfde manier. Hij plaatst het staan van de zoon van het verderf in de tempel van God vlak voor Jezus' wederkomst.
Daniël 12:11"Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen".
Weer gebeurt er iets met het dagelijks offer. Dit is niet hetzelfde waar we in Daniël 9:27 over lezen. Toen heeft Jezus het "doen ophouden".
Toen de offers, door het offer van Jezus, niet meer nodig waren, liet God op bovennatuurlijke wijze zien, dat de tijd van de offers voor zondevergeving nu voorbij is. Het voorhangsel scheurde van boven naar beneden. Waarschijnlijk hebben de priesters zich niets aangetrokken van dat “teken”, en zijn gewoon doorgegaan met het offeren.
Hier in Daniël 12:11 wordt het woord "weggenomen" gebruikt.
Het offeren wordt weggenomen.
Hetzelfde vers zegt dat er een gruwel wordt opgericht.
Een gruwel is een afgod in Gods ogen. Maar in de ogen van de mensen is het een god.
Later komen we terug op de vraag wie die Antichrist en zijn profeet zijn, het zal duidelijk worden dat zij geestelijke leiders zijn en grote wonderen verrichten.
Daniël 8 is in dit verband ook interessant. Antiochus is hier weer een type van de antichrist.
Daniël 8:11-12Hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger. Het steeds terugkerende offer werd aan Deze ontnomen en Zijn heilige woning neergeworpen. 12 En het leger werd overgegeven vanwege de afvalligheid tegen het steeds terugkerende offer, en hij wierp de waarheid ter aarde. Hij deed het en het gelukte."
Uit een ander bijbelgedeelte weten we, dat de gruwel van de verwoesting, ofwel de Antichrist, zijn werk 1260 dagen zal doen. Toch wordt in Daniël 12:11 gesproken over 1290 dagen. Ik kan wel veronderstellingen naar voren brengen over die extra 30 dagen maar die worden niet door de bijbel bevestigd voor zover ik dat kan zien.
Zoals al eerder gezegd, is Antiochus IV een type van de Antichrist. Antiochus maakte een einde aan de tempeldienst door een beeld van zijn god (Zeus) in de tempel neer te zetten, en door zichzelf als een god te laten aanbidden. De Antichrist zet zichzelf neer in de tempel. Hij is het beeld van zijn vader, de duivel. Hij wil zich ook laten vereren als een god. Net als in de tijd van Antiochus zullen er ten tijde van de Antichrist "verstandigen" zijn die "velen tot inzicht zullen brengen", maar zij zullen vervolgd worden. Het zal dan een tijd van verdrukking zijn zoals er nog nooit geweest is.
En wat er in Daniël 11:36 gezegd wordt over Antiochus, zal ook gezegd kunnen worden over de antichrist."
Daniël 8:11-12"Die koning zal handelen naar eigen goeddunken. Hij zal zich verheffen en zich groot maken boven elke god. Hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken. Hij zal voorspoedig zijn tot de gramschap voltrokken is. Want wat vast besloten is, zal gebeuren."
Als de maat van Gods toorn vol is, zal Hij zijn toorn uitgieten over deze aarde op "de dag van de HEERE…,die grote en ontzagwekkende dag".
Gelukkig hoeft dit beeld ons geen angst aan te jagen
Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus, Die voor ons gestorven is,..."
Tot zover Daniël 11 en het gedeelte over de gruwel der verwoesting uit Daniël 9.
OPMERKINGEN BIJ TEKSTENBLAD 2a
"zijn benen van ijzer, zijn voeten gedeeltelijk van ijzer, gedeeltelijk van leem."
Het beeld dat Nebukadnessar zag had twee benen van ijzer. Alle delen van het lichaam beelden een koninkrijk uit, zo ook deze benen. Het is het vierde koninkrijk.
"En het vierde koninkrijk zal sterk zijn als ijzer, want het ijzer verbrijzelt en vergruist alles. Juist zoals het ijzer alles verplettert, zo verbrijzelt en verplettert dit koninkrijk alles."
Het eerste was het Babylonische of Chaldeeuwse rijk.
Het tweede rijk was van de Meden en Perzen.
Het derde rijk is het rijk van de Grieken.
Tot nu toe hebben we nog niet kunnen vaststellen welk rijk dat vierde rijk is, maar we komen daar beslist aan toe.
En dan is er nog een vijfde rijk. Het rijk dat voorgesteld wordt door de voeten en tenen van ijzer en leem.
Die voeten horen bij die benen van ijzer, maar zijn toch ook weer anders, want ze zijn niet uitsluitend van ijzer. Dat vierde rijk zal dus een verandering ondergaan.
We hebben gezien hoe Daniël de droom aan Nebukadnessar uitlegt. Later ziet Daniël zelf een visioen (in Daniël 7). We zagen al eerder, dat de daar genoemde dieren overeenkomen met de delen van het grote statenbeeld. Elk dier stelt, net als elk deel van het beeld, een koninkrijk voor. Het vierde dier is een bijzonder dier. Net als bij het beeld de benen het vierde rijk aangeven, zo is het vierde dier ook een beeld van het vierde rijk.
"Daarna keek ik toe in de nachtvisioenen, en zie, het vierde dier was schrikwekkend, gruwelijk, en uitzonderlijk sterk. Het had grote ijzeren tanden. Het at en verbrijzelde, en de rest vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van al de dieren die ervóór geweest waren. En het had tien hoorns."
Dit vierde dier, “verschilde van al de dieren die ervóór geweest waren. En het had tien hoorns.”
De tien horens komen overeen met de tien tenen van het beeld wat Nebukadnessar in zijn droom zag. Dat het verschilde van alle vorige is opvallend. De eerste rijken waren Keizerrijken. Dit vierde rijk is anders. In eerste instantie is het hard als ijzer en vermorzeld alles, maar in tweede instantie is het een samengesteld rijk, weliswaar heeft het iets van de hardheid van de eerste periode dat het regeerde, maar toch is het anders. Het heeft tien tenen, volgens het statenbeeld, of tien horens volgens het vierde dier.
"Hij sprak aldus: Dat vierde dier is het vierde koninkrijk, dat op aarde zal zijn, dat verschillen zal van alle andere koninkrijken, en dat de gehele aarde zal verslinden en haar zal vertreden en vermorzelen."
Dit vers zegt duidelijk dat dit vierde dier het vierde koninkrijk is. Het zal een wereldmacht zijn.
Vers 7b. zegt dat dit dier 10 horens had.
Vers 24 legt uit wat die tien horens betekenen:
"En de tien hoorns duiden aan dat
uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan"
TIEN Koningen
Die tien koningen zullen voortkomen uit dat vierde rijk. Ze maken tevens deel uit van dat vierde rijk, net zoals tenen deel uitmaken van de voeten en horens van het beest.
Er zijn uitleggers die beweren, dat deze tien koningen tien opeenvolgende regeringen voorstellen. Dus de ene koning staat op nadat de andere koning zijn koningschap heeft neergelegd.
Deze uitlegging lijkt mij niet juist, en wel om twee redenen:
De eerste reden:
Daniël 7:8"Terwijl ik op de hoorns bleef letten, zie, een andere, kleine, hoorn rees daartussen op. Drie van de eerdere hoorns werden voor hem uitgerukt. En zie, in die hoorn waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.."
Daniël zag tien horens, waartussen zich een andere kleine horen verhief. Drie van die 10 horens werden uitgerukt door die kleine horen.
"En in de geest bracht hij mij weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol van godslasterlijke namen was, met zeven koppen en tien hoorns."
Er zal een nieuwe koning opstaan (de kleine horen), die drie koningen ten val zal brengen. In een reeks van opeenvolgende koningen kan een nieuwe koning altijd alleen maar de laatste koning ten val brengen en niet de drie voorlaatsten.
De tweede reden, dat het hier niet gaat om een reeks van opeenvolgende koningen, zullen we nu bespreken: Openbaringen spreekt ook over een beest met zeven koppen en tien horens. Openbaring 13:1 (Zie Tekstenblad 2b vak E)
Openbaring 13:1"En ik zag uit de zee een beest opkomen, dat zeven koppen en tien hoorns had, en op zijn hoorns waren tien diademen, en op zijn koppen een godslasterlijke naam."
"3 En in de geest bracht hij mij weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol van godslasterlijke namen was, met zeven koppen en tien hoorns.
12 En de tien hoorns die u gezien hebt, zijn tien koningen, die het koningschap nog niet hebben ontvangen, maar die samen met het beest één uur koninklijke macht zullen ontvangen.
13 Dezen zijn eensgezind en zij zullen hun kracht en macht aan het beest overdragen."
Deze horens zijn tien koningen die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar zij zullen samen met de antichrist (die de elfde horen is) macht ontvangen. Alleen als die tien koningen tegelijk koning zijn, kunnen zij samen met de antichrist regeren.
Weer terug naar de beschrijving van dat vierde beest.
Dit beest heeft dus tien horens
(Zie ook tekstenblad 2b laatste kolom)
"En de tien hoorns duiden aan dat uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan, en na hen zal een ander opstaan. Die zal verschillen van die er eerder geweest waren. Drie koningen zal hij vernederen."
Uit dat vierde rijk zullen tien koningen opstaan.
We hebben net al gezien, dat er geen reeks van koningen zal zijn, maar een groep van tien koninkrijken. De droom van Nebukadnessar, waarin hij het statenbeeld zag, spreekt ook over die groep van tien koningen. Nebukadnessar zag voeten met tenen. Het staat er wel niet, maar voeten hebben normaal gesproken tien tenen. Van deze tien wordt iets gezegd.
(zie ook blad 2 vak E)
"41 Dat u verder de voeten en de tenen, gedeeltelijk van leem van een pottenbakker en gedeeltelijk van ijzer, gezien hebt – dat zal een verdeeld koninkrijk zijn. Het zal iets hebben van de hardheid van ijzer – juist daarom zag u ijzer vermengd met modderig leem.
42 En de tenen van de voeten, gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem – dat koninkrijk zal gedeeltelijk sterk zijn en gedeeltelijk broos.
43 Dat u gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem – ze zullen zich door menselijk zaad vermengen, maar ze zullen zich niet aan elkaar hechten, zoals ijzer zich niet vermengt met leem."
Die voeten en tenen bestaan uit verschillende materialen. IJzer en kleiachtig leem.
Die vermenging geeft aan, dat die tien koningen zich door huwelijksgemeenschap, ofwel door een verbond, vermengen, maar met elkaar geen samenhangend geheel vormen.
(zie ook blad 2 vak E)
"8 Terwijl ik op de hoorns bleef letten, zie, een andere, kleine, hoorn rees daartussen op. Drie van de eerdere hoorns werden voor hem uitgerukt. En zie, in die hoorn waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.
24 b... en na hen zal een ander opstaan.
Die zal verschillen van die er eerder geweest waren.
25 Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten. Hij zal erop uit zijn bepaalde tijden en de wet te veranderen, en zij zullen in zijn hand worden overgegeven voor een tijd, tijden en een halve tijd."
Nadat die tien koningen in een verbond zijn samengegaan, zal een ander opstaan (de kleine horen). Die koning (de Antichrist) zal anders zijn dan de tien koningen. Drie van die tien koningen zullen door hem ten val worden gebracht.
We zullen het hierna gaan hebben over die kleine horen, die een beeld is van de Antichrist.
(Zie ook, blad 2 vak F)
Daniël spreekt op vijf plaatsen over de gruwel der verwoesting, die de antichrist is.
We zullen deze bijbelgedeelten met elkaar vergelijken en zien wat we daarvan kunnen leren. (De meeste teksten staan ook op tekstenblad 2a en 2b)
"En de tien hoorns duiden aan dat
uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan,
en na hen zal een ander opstaan.
Die zal verschillen van die er eerder geweest waren.
Drie koningen zal hij vernederen.
25 Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken,
de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten.
Hij zal erop uit zijn
bepaalde tijden en de wet te veranderen,
en zij zullen in zijn hand worden overgegeven
voor een tijd, tijden en een halve tijd."
Tien koningen zullen gelijktijdig regeren.
Deze tien koningen zullen aan de macht zijn als de kleine horen opkomt.
De kleine horen, ofwel de koning die door die horen wordt voorgesteld, zal drie van de nog tien regerende koningen ten val brengen. Ook zal hij woorden van grootspraak spreken tegen de Allerhoogste, tegen God.
Die elfde koning zal ook strijd voeren (7:21) tegen de heiligen en hen zelfs overwinnen.
Het tijdsbestek waarbinnen de elfde koning dit allemaal zal doen, zal zijn: een tijd, tijden en een halve tijd.
Wanneer is die tijd: een tijd, tijden en een halve tijd?
Die "tijd, tijden en een halve tijd" is de tijd die aan verdrukker van de heiligen is gegeven, hij is de "gruwel der verwoesting".
De gruwel der verwoesting uit Daniël, wordt door de Heer aangeduid als iemand, die op de heilige plaats zal staan. Mattheüs 24:15
Als dat moment is aangebroken is het tijd om overhaast te vluchten als je in Judea woont.
(zie ook blad 2 vak F)
"Want er zal dan een grote verdrukking zijn...."
Ook Paulus spreekt over deze gebeurtenis.
2Thessalonisenzen 2:1, 3-4"1 En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, ....
3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,
4 de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet."
Paulus zegt hier: voordat wij verenigd zullen worden met onze Here Jezus Christus bij zijn komst, moet de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, de tegenstander, zich verheffen en in de tempel van God gaan zitten.
De grote verdrukking zal dus beginnen nadat de gruwel van de verwoesting zich openbaart in de tempel.
Die grote verdrukking zal er zijn voordat Jezus weerkomt en wij verenigd zullen worden met Hem.
Daniël liet zien in 7:25, dat de tijd die de Antichrist was gegeven: een tijd, tijden en een halve tijd zou zijn.
Daniël is niet de enige die spreekt over 'een tijd, tijden en een halve tijd'. Openbaring spreekt hier ook over. We komen daar nog uitgebreid op terug en zullen ons daarom hier alleen bezig houden met het tijdselement.
Openbaringen 12 spreekt over een vrouw, haar kind en de draak. Vers 6 vertelt dat de vrouw vluchtte naar de woestijn. Vers 14 laat zien dat er voor haar gezorgd zal worden in de woestijn voor de tijd van 'een tijd, tijden en een halve tijd'.
Maar het begint bij vers 6.
(zie ook blad 2 vak F)
"6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats had, die door God voor haar gereedgemaakt was, opdat men haar daar zou voeden twaalfhonderdzestig dagen."
De vrouw zou daar 1260 dagen, door God onderhouden worden.
Na vers 6 zien we dat de duivel uit de hemel wordt geworpen. En dan staat er in:
"En zodra de draak (d.i. de duivel -vers 9) zag dat hij op de aarde was neergeworpen, ging hij de vrouw vervolgen die het mannelijke Kind gebaard had.." (Het Kind kwam voort uit het volk Israël).
Vers 14 vertelt dan in feite hetzelfde als vers 6.
"En aan de vrouw werden twee vleugels van een grote arend gegeven, opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats, waar zij gevoed wordt, een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang."
Zoals al gezegd: vers 6 en 14 vertellen hetzelfde verhaal. In vers 6 wordt die periode: 1260 dagen genoemd. En in vers 14 is dat: een tijd, tijden en een halve tijd.
Een tijd, tijden en een halve tijd is dus gelijk aan 1260 dagen. Dit is een periode van 3½ jaar. Een tijd is dus: 1 jaar; tijden: 2 jaar; en een halve tijd: een half jaar.
De tijd dat de antichrist zijn verwoestende werk zal doen is dus beperkt tot 3½ jaar. Dit blijkt ook uit Openbaring 13, maar daar komen we nog op terug. Die antichrist zal aan het einde van die 3½ jaar door Jezus gedood worden.
"En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst;"
We hebben nu dus vastgesteld waar de antichrist zich zal openbaren, n.l.
"...in de tempel van God". 2 Tessalonicenzen 2:4
En hoelang hij zijn schrikbewind zal uitvoeren:
"...een tijd, tijden en een halve tijd." D.i. 3½ jaar.
En we hebben ook vastgesteld wanneer dat zal zijn: vanaf 3½ jaar voor de terugkomst van Jezus en en onze vereniging met Hem.
De conclusie is dan ook, dat wij -als wij dan nog in leven zijn- de grote verdrukking zullen meemaken.
Laten we, nu we weten dat de antichrist zich in de komende tijd zal openbaren, ons nog wat meer verdiepen in wie hij is en in wat hij gaat doen. Niet omdat het zo fijn is ons met hem bezig te houden, maar om hem te kunnen ontmaskeren als de antichrist als hij zich openbaart.
Jezus plaatst het optreden van de antichrist aan het begin van de grote verdrukking.
Wat er in Mattheus 24 gezegd wordt over de grote verdrukking wordt ook gezegd in Lucas 21. Dezelfde dingen worden hier beschreven. Alleen is er de toevoeging in vers 20:
"Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is."
Vers 21 gaat dan verder:
"Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen...." Judea is wat men tegenwoordig noemt 'de Westbank'.
"15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! –
....20 En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat."
Deze teksten laten, in samenhang met Lucas 21, zien, dat Jeruzalem omsingeld zal worden door legerkampen en dat de gruwel van de verwoesting zich in de tempel zet "om aan zich te laten zien, dat hij een god is."
De Antichrist zal zich in de tempel zetten. Hij zal zich voordoen als een god.
Alles wat in Daniël 8:10-12 en 24-25 is geprofeteerd zal hij vervullen.
(teksten lezen op blad 2-kolom F en G.)
De teksten op blad 2 in de vakken F en G, geven een goed beeld van de antichrist.
Deze antichrist zal....
Daniël 7:8... een mond vol grootspraak hebben
7:21... oorlog voeren tegen de heiligen en hen overwinnen
7:24b... drie koningen vernederen.
7:25b... tijden en wet veranderen.
8:11... het offeren aan God wegnemen.
8:24... grote kracht hebben, en alles wat hij onderneemt zal hem gelukken.
... sluw zijn en bedrog plegen.
... zich in zijn hart verheffen.
Mattheüs 24:21... de grote verdrukker zijn.
2Thessalonisenzen 2:4... aan zich laten zien, dat hij een god is.
Openbaring 13:4... zijn macht krijgen van zijn vader: de duivel.
Maar, zoals we al eerder zagen, zal de hem gegeven macht slechts 3½ jaar duren, en dan zal hij door de adem van Jezus worden gedood.
Jezus is de ware Messias. Hij is de ware Christus. Geen antichrist kan standhouden tegen Hem, al is het de zoon van de verderver.
In deel 3 zullen we het gaan hebben over Openbaring 12